Veiling van goederen in oorlogstijd 1794
Dinsdag 17 juni 1794 is een sombere dag. De lucht is al weken grauw en het is fris voor de tijd van het jaar. Uit niets blijkt dat de maand erop een record hete zomermaand gaat worden. Op het erf van de boerderij van de overleden oud burgemeester Adam Vaessen verzamelen zich mensen. Vooraan de rijkere boeren en koopmannen, achteraan de buurtgenoten en andere geïnteresseerden die grotendeels uit nieuwsgierigheid zijn gekomen. Om 10 uur begint namelijk de veiling van goederen van de meubels en gereyden (gerei) uit het nalatenschap van Adam.
Een gespannen sfeer
De stemming is gespannen. Men is in afwachting of ze hun kans kunnen slaan. Adam was een welvarende boer, koopman en smid. Er moet iets tussen zitten wat interessant voor hen is. Mensen blijven binnendruppelen. Het valt op dat het met name dorpsbewoners zijn. Grote boeren en opkopers uit omliggende dorpen lijken niet te komen. Heeft de bankbode geen affiches opgehangen in naburige dorpen? Of durven ze niet te komen vanwege de dreiging van de Franse legertroepen? Rondom Luik wordt gevochten en iedereen heeft de vorige belegering van Maastricht, een jaar daarvoor in 1793, nog vers in het geheugen. Belegeringen zijn altijd een zware klap voor het omliggende platteland en zeker ook voor Amby. In februari en maart van 1793 hebben Franse troepen (15.000 manschappen) de stad omsingeld en hun kampementen opgeslagen rondom de stad. De stad is toen flink beschoten waarbij onder andere het stadhuis schade heeft opgelopen. In maart zijn de Fransen teruggedreven, maar nu een dik jaar later komen ze er weer aan. En dit keer veel sterker. Frankrijk heeft namelijk in 1794 de dienstplicht ingevoerd. Hierdoor moesten vele jongemannen verplicht het leger in en zijn de Franse Troepen die noordwaarts trekken enorm gegroeid in aantal .
De wachtenden op de “plei” vertellen elkaar het laatste nieuws. Er gaan wilde geruchten in het rond. De Fransen zouden plannen hebben om de Lambertus-kathedraal van Luik te slopen, het symbool van het bisdom Luik. Een vrouw schudt haar hoofd en slaat een kruis… Dit zal toch niet? Hoe kunnen ze dat doen? Iemand anders vertelt dat hij vreselijke verhalen hoorde over plunderende soldaten. Iemand verzucht dat ze hopen dat een nieuwe belegering van Maastricht niet lang zal duren en dat het platteland gespaard blijft.
Oud burgemeester Vaessen
Binnen de boerderij wachten de kinderen van Adam Vaessen. Adam had samen met zijn vrouw Barbara Janssen 8 kinderen die hem en zijn vrouw overleefd hebben: Servaes, David, Barbara, Catharina, Elisabeth, Dominicus, Martina Sophia en tot slot Maria Helena. De getrouwde dochters werden bijgestaan door hun mannen. In die tijd was een vrouw ‘handelingsonbekwaam’ en mocht niet op eigen houtje zaken regelen. Elisabeth was echter alleen, zonder haar man, aanwezig. Haar man Carol d’Imberg was soldaat in het Staatse leger en vocht op dat moment bij Luik tegen de Fransen en kon niet aanwezig zijn.
De oudste dochter, Barbara, was helemaal niet komen opdagen, noch haar man. Zij woonde met haar echtgenoot Peter Poelemans in Antwerpen en de oprukkende Fransen kwamen op dat moment akelig dicht bij Antwerpen in de buurt. Het was voor haar en haar man te gevaarlijk zo’n lange reis te maken. De tweede dochter, Catharina, was ‘stom’. Daarmee werd bedoeld dat ze niet kon spreken. Waarschijnlijk was haar verstand ook beperkt; haar broers en zusters maekten zich sterk namens Barbara en Catharina.
Weemoedig kijken de kinderen Vaessen om zich heen. Dit is hun geboortehuis, de boerderij die door hun grootvader Servaes is gebouwd. Een statig gebouw, altijd goed onderhouden zoals het hoort. Nu is het een rommelbende. De vertrekken staan vol met spullen die geveild gaan worden. Ze kijken door het raam op de binnenplaats en zien steeds meer mensen verschijnen. Vriend en vijand lijken hierop af te komen. Het kost wat, zo’n openbare verkoop organiseren, maar dan verdien je ook wat. De bank- en gerechtsbodes zijn bezig met de laatste voorbereidingen en zetten buiten een tafel en stoel neer voor de notaris, want die kan natuurlijk niet blijven staan. De gerechtsbode Brischeau heeft affiches opgehangen en een dag lang omgeroepen dat er een publieke verkoop zou plaatsvinden. Hij is wel wat vreemd. Bodes zijn het ‘knechtje’ van de schepenen en werken voor het Staatsbewind dat met hoge belastingen deze streek onderdrukte. Beide bodes waren van buitenlandse komaf en, zoals verplicht, protestant. Dat was immers het enige ware Staatse geloof. Gerechtsbode Brischeau woont in Meerssen en bankbode Zeijner op de Verkensheukel, in het laatste huisje van de straat. Een beetje buitenaf… ach ja, dat was misschien ook maar beter. Altijd heeft hij in het leger gediend en toen hij te oud werd om te vechten heeft hij dit baantje als bode gekregen. Het kwam extra goed uit dat hij protestants is natuurlijk.
Notaris Wilmar
Voorzitter van de veiling is notaris Wilmar uit Meerssen. Notaris Wilmar is een telg uit een regentenfamilie. Hij is landmeter, collecteur (inner van de belastingen) van de schepenbank Meerssen, notaris, schepen, vredesrechter, schoolmeester en koster van de protestantse kerk. Een ambitieus man, die een paar jaar later zou worden ‘administrateur’ in Franse dienst. Een erg hoge functie. Vanwege zijn geloof en functie zal hij weinig aansluiting hebben gevonden bij het gewone volk. Niet op de laatste plaats omdat hij bekend en berucht was om zijn harde optreden tegen de roversbende die later bekend werd als de Bokkenrijders. Zijn aanwezigheid kost een aardige duit: 13 gulden vraagt hij voor de het bezoek aan de woning, de taxatie en het opstellen van de akte.
Om 10 uur begint de veiling. Eerst wordt door Wilmar aan de aanwezigen uitgelegd wat de spelregels zijn. Zoals: biedt iemand tot 1 gulden, dan dient hij contant te betalen, boven een gulden mag op borg. Koopt iemand beestialen (koeien, varkens) dan is hij verplicht drinkgeld te betalen. De erfgenamen en hun partners komen nu ook naar buiten, ook zij willen graag meebieden als er iets voorbij komt waarvan ze anders denken dat het te goedkoop weggaat, of wat ze gewoon graag willen hebben.
Van pitschtang tot snaphaan
De ‘vendu’ begint om klokslag 10. Het eerste dat wordt geveild is een vat. De start gaat goed, er wordt geboden onder de aanwezigen. Uiteindelijk is Steven Visschers de gelukkige en koopt dit vat voor 12 stuivers. Veel vaten, tonnen, kuypkes passeren. Adam was een koopman en had dergelijke spullen nodig voor zijn opslag. Andere zaken die verkocht worden zijn onder meer een suurmoesvat, een zijbaar met potjens, waffelijser, spinrad, boterpotten en zo meer. Ook uit de smederij wordt het nodige aangebracht, zoals een pitschtang, ijsere leepels, ijserwerk,en smeegetuijgh. Uit de woning een seeterler (herken hierin het Maastrichtse woord zedeleer) tafels, stoelen en een houten bank. Uit de keuken, een caffemole, koekepanne en een corfke met teegeschir (theeservies). Opvallend veel koperwerk passeert de veilingtafel maar ook tenne taljore (tinnen borden). Een rijk man moest zichzelf kunnen verdedigen dus ook een snaphaan (vuursteengeweer) mocht niet ontbreken. Twee tinnen kroonluchters worden door Isaac de Jood Coopman van Rothem gekocht. Een van de opmerkelijkste verkopen is eene swarte koeij met de heup af. Wat hiermee bedoelt wordt is niet duidelijk. Dit brengt een behoorlijk bedrag op: 62 gulden. Een verminkte koe zal het daarom niet zijn geweest, maar wat wel? Wie het weet mag het zeggen.
In totaal worden 4 koeien, 3 runderen, 1 os, 2 kalveren en 8 biggen aan levende have verkocht. Eén koe werd verkocht die in eigendom was van de doofstomme dochter Catharina. De opbrengst van deze koe komt dan ook alleen aan haar toe. Tot slot wordt het gras geveild dat nog groeit in een wei in de Honsbeemden (achter Hoeve Waterrijk), maar dit gras moet dan wel gesamentelijk af te doen met zoon David. Vervolgens moet dit gras op de (binnen)plaats van de boerderij gelijk verdeeld worden. Dit was blijkbaar een kostbare post want uiteindelijk ging dit naar Peter Brouns, die maar liefst 21 gulden had geboden. Na afloop van de veiling wordt de balans opgemaakt en verklaren de kinderen Vaessen dat wat verder nog aan meubelen zal gevonden worden, in natuur onder hen te partageren (verdelen). De totale opbrengst is 806 gulden en 6 stuivers, naer den Maestrichtsen cours. Omgerekend naar de huidige waarde is dit ongeveer € 7.000 euro. Het is moeilijk in te schatten of dit nou hoog of laag was maar het lijkt toch best veel, zeker als je bedenkt dat een boerenhuisje in Amby in die tijd rond de 200 gulden opbracht. Wat wel opvalt is dat ongeveer drie kwart van de geveilde goederen opgekocht werd door de kinderen zelf. Het aantal bieders was niet hoog, wellicht kochten ze het liever zelf dan te goedkoop aan iemand anders? Een andere mogelijkheid kan ook zijn dat de kinderen onderling onenigheid hadden gekregen over de verdeling van de goederen en dat meebieden gezien werd als een faire manier om de inboedel te verdelen.
De Fransen komen!
Vrij snel nadat de publieke veiling had plaatsgevonden vielen de Franse troepen het huidige Limburg binnen en maakten deze streken onveilig. Maar liefst 35.000 eenheden hadden Maastricht belegerd met als doel de stad te dwingen tot overgave. Hiertoe werd het omliggende platteland in beslag genomen door grote legertroepen, in hun kielzog gevolgd door hun vrouwen, kinderen en marskramers. Landerijen werden vernield en wintervoorraden geplunderd. Dit rauwe volk liet zich niet vertellen wat wel en niet mocht en de arme boeren op het platteland konden maar beter maken dat ze meewerkten of dat ze een veilig heenkomen zochten. Bij oorlogsdreiging trokken traditioneel veel bewoners met hun vee naar de stad toe. Binnen de muren van de stad waren ze veiliger, althans voor het moment. Bij de Franse belegering, die twee maanden duurde (september-november 1794), werd 2/3 van Maastricht vernield door aanhoudende bombardementen. Veel grote gebouwen raakten beschadigd, waarbij een groot aantal kloosters en het stadhuis. De Fransen richten hun geschut expres op deze gebouwen, omdat deze vaak dienst deden als opslagloodsen van het garnizoen dat de stad beschermde. De Maastrichtenaren hadden het in die twee maanden zwaar te verduren. Buiten de bombardementen maakte het Oostenrijkse garnizoen dat de stad moest beschermen zich niet geliefd bij de bevolking. Omdat de geldvoorraad uit de stad was weggehaald vanwege het naderende beleg, werd er geen soldij meer betaald. Het gevolg was dat de soldaten gingen plunderen in de stad. Om dit te voorkomen werd er in allerijl zilver en koper ingezameld bij de toch al zwaar getroffen kerken en kloosters. Dit werd omgesmolten tot noodgeld waarmee de soldaten betaald konden worden, in de hoop dat het plunderen zou stoppen. Een verwarrende tijd voor de Maastrichtenaar. Want wie was nu de vijand? Het is niet bekend of veel Ambynezen hun heil hebben gezocht in de stad. Zij die dat wel deden werden doorgaans vooraan op de stadsmuur gezet om de stad mee te verdedigen. Waarschijnlijk kozen veel dorpsgenoten ervoor om thuis te blijven en te bidden dat het oorlogsgeweld hen niet trof.
De tragische afloop…
Vanwege het oorlogsgeweld dat in deze contreien losbarstte vond de financiële afhandeling van de veiling op het einde van het jaar in december plaats. En dan valt op dat zoon Servaes (of Vaes) niet meer genoemd wordt als erfgenaam. Hoe zit dat? Servaes had in 1789 een herberg gebouwd op de kruising van de huidige Wethouder Caldenborglaan en de Scharnerweg/Bergerstraat. Hier woonde hij met zijn tweede vrouw Gertrudis Stevens. Deze herberg lag dicht in de buurt van de stadswallen rondom Wyck en dus middenin het oorlogsgeweld. We weten niet wat er precies is voorgevallen, maar de pastoor van Heer schrijft in oktober 1794 dat Servaes eind september overleden is nadat hij op de vlucht voor oorlogsgeweld is vervoerd naar Amby. Waarschijnlijk is hij zwaar gewond geraakt en heeft men gedacht dat het in Amby ,waar nog veel familie woonde, veiliger was dan in Scharn en heeft men hem daarheen gebracht. Helaas is hij in Amby alsnog overleden. Zijn vrouw, weduwe Getrudis Vaessen-Stevens, handelt een paar maanden na het overlijden van haar man de zaken van Servaes verder af. Ze zal het als weduwe zwaar hebben gehad nu ze er alleen voorstond, emotioneel zowel als financieel. In die tijd was er geen levensverzekering of weduwepensioen. De broers en zussen van Servaes hebben dit vast en zeker mee laten wegen, toen ze besloten dat de weduwe niet mee hoefde te betalen in de kosten van de notaris en landmeter.
Hoe het de Fransen verder verging
Na het beleg van Maastricht trokken de Fransen weer verder, op naar het volgende beleg. Doordat de winter van 1794-1795 extreem koud was kon door de oprukkende Fransozen de Hollandse waterlinie makkelijk ingenomen worden. Deze was immers helemaal bevroren. De val van Holland was dichtbij, maar toch accepteerden de Fransen een verbond. In het verdrag van Den Haag in 1795 werd bepaald dat de Staatse Generaliteitslanden aan Frankrijk toekwamen. Frankrijk moest dan wel de Bataafse Republiek erkennen. Hiermee werden de zuidelijke Nederlanden ingelijfd bij Frankrijk en werden de Ambynezen volwaardige Franse onderdanen. Een situatie die voortduurde tot de val van de republiek in 1815.
Bronnen, noten en/of referenties
|