Rotstuin Bèr Slangen

Uit Amiepedia
(Doorverwezen vanaf Bèr Slangen)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Achter de woning van Ambyerstraat-Noord 73 ligt een rotstuin van ongeveer 200 m2, met een hoogteverschil van 5 m, een vijver en circa 1000 soorten rotsplanten, heesters en coniferen. Midden in Amby een oase van rust en stilte. De voormalige bewoner van de woning, Bèr Slangen ( † 10-3-2001), heeft de rotstuin samen met vrienden en bekenden zelf aangelegd. Hij begon daarmee in 1950 en 36 jaar later werd het afgerond en kreeg het zijn huidige vorm (2020). Uit alle delen van de wereld komen bezoekers jaarlijks van de tuin genieten.

rotstuin van Bèr Slangen

Wie was Bèr Slangen?

Bèr Slangen in zijn rotstuin

Bèr Slangen is geboren op 11 december 1924 in het ouderlijk huis bij de rotstuin. Zijn vader (Sjo Slangen) werkte bij het spoor in Maastricht en in het gezin Slangen waren ze met 10 kinderen. Na zijn lagere school in Amby, ging Bèr naar de HBS in de Helmstraat in Maastricht. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd Bèr door de bezetter van school gehaald en moest dwangarbeid verrichten in de staalfabrieken in de buurt van Aken en Eschweiler. Na de bevrijding werkte Bèr als tolk bij de CIC (Counter Intelligence Corps) van het Amerikaanse leger (onder andere vanuit het vliegveldje “Geusselt” aan de Geusselterweg, huidige Olympiaweg) en later tijdens het denazificatieproces bij de Field Security van het Engelse Leger dat onder andere gelegerd was in Krefeld. Na zijn studie economie in Tilburg werkt Bèr onder andere als ambtenaar en als bureauchef bij een architectenbureau. Bèr was gedurende zestien jaar politicus: acht jaar in de gemeenteraad van Amby en daarna acht jaar in de gemeenteraad van Maastricht. Hierna ging Bèr zich meer richten op de rotstuin en fungeerde hij als lokaal adviseur van mensen in de gemeenschap. Dit heeft hij nog vele jaren gedaan. In zijn vrije tijd ging hij vaak wandelen op de Ambyer heide (bosgebied de Dellen), een gebied dat door de politieke inzet van Bèr weer open werd gesteld voor het publiek. Fietsen in Zuid-Limburg deed hij graag, maar om de 5 jaar maakte Bèr ook lange fietstochten door verschillende delen van Europa zoals in eind jaren 40 met Heinrich Butz, of met zijn jongere broer Jef in 1950 naar de Duitse Alpen. In 1978 fietsend door Schotland, Engeland en Wales, 1983 midden Frankrijk en in 1988 met Nico Tillie door zuidoost-Frankrijk, Zwitserland en Duitsland. In 2000 vierde Bèr het 50-jarige bestaan van zijn rotstuin in het café van de buurman ‘de Knaus’. Op 10 maart 2001 overleed Bèr Slangen op 76-jarige leeftijd.

Van tuin naar rotstuin

Het begin

In zijn jonge jaren had Bèr in feite geen enkel boek over tuinieren, behalve een boekje met kleurenfoto's en een korte maar onvolledige beschrijving van een paar dozijn alpenbloemen. Buiten deze “kennis” van rotstuinen en -planten was er maar één ding dat hij wilde: een rotstuin aanleggen. In 1950 is Bèr begonnen met het aanleggen van zijn rotstuin. De tuin was toen nog een vlak stuk grond en de eerste rotstuin was niet groter dan zo’n 20 m2, een tiende van de oppervlakte van 200 m2 die de rotstuin momenteel (in 2020) beslaat. Voor Bèr was de rotstuin eigenlijk nooit klaar, alhoewel zijn huidige vorm (2020) werd afgerond in 1986.

Keien van her en der

Maar hoe is deze tuin nu eigenlijk uitgegroeid tot zijn tegenwoordige vorm? Waar kwamen de keien vandaan, de grond, het puin en de planten? Door de jaren heen moesten de keien verzameld worden van her en der uit de omgeving. In kiezelgroeven konden af en toe bruikbare keien bemachtigd worden. Wanneer in de buurt een nieuwe weg werd aangelegd, konden ook keien verkregen worden die door de aannemer werden afgedankt vanwege hun te grote afmetingen. De keien waren meestal afgerond en hadden allerlei vormen, afmetingen en kleuren. Ze werden op verschillende manieren naar de rotstuin vervoerd al naar gelang de beschikbare tijd, de gelegenheid en de afstand. Vaak werden de keien met een kruiwagen gehaald maar het kwam ook regelmatig voor dat Bèr keien mee naar huis bracht achter op zijn fiets. De zwaardere stenen moesten vervoerd worden met een auto of in een aanhangwagen.

Keien van de ENCI

keien op oprit (Rolf Bakker)

Tijdens een bezoek van een gemeenteraadscommissie in 1976 liep Bèr met de directeur van de ENCI (Eerste Nederlandse Cementindustrie) over het ENCI-terrein. Tijdens de rondleiding raapte Bèr een steen op en vroeg aan de ENCI-directeur “mag ik deze meenemen? “, waarop de directeur verbaasd antwoordde: “maar uiteraard”. “Wel jammer dat hier geen duizend kilo aan hangen” zei Bèr, al kijkend naar de grote dikke keien naast hem. In die tijd deed de ENCI niet veel met dergelijke grote keien. De ENCI was zelfs blij als ze er vanaf kon komen want ze lagen alleen maar in de weg. Dus de directeur vroeg aan de groevebaas om een grote kei in een vrachtwagen te laden en naar Amby te laten rijden. “Wel jammer toch” zei Bèr! “Hoezo dan”? “Nou gewoon, dat er nu voor één kei naar Amby moet worden gereden”. Het resultaat was dat de hele vrachtauto werd volgeladen met keien. Enkele dagen later werden er met een vrachtwagen op de oprit naast de woning drie enorme zwerfstenen gedeponeerd plus daarna nog eens tientallen kleinere. Ze waren afkomstig uit de toplaag van de ENCI-mergelgroeve en goed voor een totaalgewicht van 6,4 ton; de grootste was 3 ton, schoon aan de haak.

Twee jaar nadenken

Een enorme uitdaging kondigde zich aan: hoe krijg je deze keien via een klein poortje, over het terras, via een nauw pad omhoog naar de locatie waar de rotstuin gemaakt zou worden dat ongeveer twee meter hoger lag? Door het gebrek aan ruimte om vrij te kunnen manoeuvreren, was het niet mogelijk een bulldozer of ander transportmiddel te gebruiken. De “drie grote broers” zoals Bèr ze noemde, gingen niet van zelf naar de locatie en bleven langer dan twee jaar op de oprit liggen. Menigeen liet merken dat zij er niet in geloofden dat het karwei ooit geklaard zou worden (er werd zelfs op gewed!) maar dat maakte de uitdaging voor Bèr des te aantrekkelijker. Ofschoon Bèr wist hoe het transport door de tuin moest gebeuren, vergde het tijd om het juiste gereedschap en de hulpmiddelen te vergaren en vooral om uit te kienen waar en onder welke hoek ten opzichte van de rest van de keienfamilie de “grote broers” geplaatst moesten worden.

Het transport van 3 grote broers

vlnr: Bèr Slangen, Piet Dreesen, Jeu Slangen, Fons Slenter (Zus Slenter)
vlnr: Jeu Slangen, Piet Dreesen, Bèr Slangen, Guus van Gulick, Fons Slenter (Zus Slenter)

de 3 gebroeders naast elkaar (Zus Slenter)

De jeugd was in die tijd erg actief met betrekking tot de rotstuin. Sjors Habets, Noël Jaminon en Cyril Slenter bijvoorbeeld waren vaste hulpkrachten. Met de actieve hulp van vier vrienden waaronder Bèr’s broer Jeu en de passieve hulp van een krik en een paar koevoeten ging het transport van de “grote broers” uiteindelijk toch nog van een leien dakje. Elk van de drie grote broers werd op de oprit op een ijzeren plaat gewrikt en vastgezet met wiggen. Vervolgens werden vijf ijzeren buizen van een meter lengte en vijf centimeters dik op regelmatige afstand onder de ijzeren plaat geplaatst. Daarna werd de achterkant van de plaat (met daarop de grote broer) met behulp van koevoeten voorwaarts bewogen waardoor er aan de achterkant uiteindelijk een buis vrij rolde en aan de voorkant van de plaat werd geplaatst. Het transport over de oprit, door het smalle poortje en over het terras gaat over vlak terrein, maar daarna, als het transport aankomt bij de eigenlijke rotstuin waar het pad begint te stijgen, begint pas het echte werk: via een smal paadje naar het tuingedeelte dat 2 meter hoger ligt. Waar het pad begint te stijgen werd een kabel bevestigd aan de ijzeren plaat en verbonden met een lier aan het einde van de tuin. De grote broer werd door de lier omhoog getrokken en met behulp van koevoeten werd de gewenste richting bepaald. Toen de derde en zwaarste zwerfkei (3000 kg) na een reisje van anderhalf uur de top van het pad bereikte en de grote broers weer schouder aan schouder lagen, werd er door Bèr een rustperiode van een jaar ingelast.

Het positioneren van 3 grote broers

Bèr manoeuvrerend met een zware kei in de driepoot (Zus Slenter)

De drie gebroeders lagen weliswaar naast elkaar maar nog niet op de juiste positie. In de strenge winter 1978-‘79 ondernamen Bèr en zijn broer Jeu het meest gevaarlijke karwei om de grote keien in hun juiste positie te plaatsen. Dit werd tussen de sneeuwbuien door gedaan met behulp van een krik, een zelfgebouwde driepoot, een hijsblok, stalen lussen en een takel. En uiteindelijk werd de door Bèr gewenste positie van de drie zwerfkeien gerealiseerd en bereikte de rotstuin een hoogte van vijf meter. Hiermee was de klus niet geklaard want daarvóór en daarná werden er kleinere keien, alles bij elkaar zo’n 50.000 kg, geplaatst naar gelang ze ter beschikking kwamen.

Puin en grond nodig

Maar met keien alleen red je het niet. Om hoogte in de rotstuin te krijgen was er een heleboel grond en puin nodig, waarop de keien geplaatst konden worden. Van een bevriend vrachtrijder van Bèr werden er vóór en ná de plaatsing van de 3 gebroeders in totaal ongeveer twintig vrachtwagens puin, leem en zelfs goede teelaarde kosteloos aangevoerd. Samen met de keien werd dit materiaal geleidelijk gevormd tot een berglandschap.

Veel hulp, ook van Asterix en Obelix

kei 1000 kg wordt op buizen verplaatst en is bestemd om met hamer en beitel gespleten te worden, Michel en Nico Tillie (Bèr Slangen)
het afronden van het nieuwe gedeelte van de rotstuin met duizenden kilo's keien. v.l.n.r.:Ronnie Bronckers, Roger Penders, Nico Tillie, Bèr Slangen.

In 1986 begon Bèr aan een volgende klus. In het linkerdeel van de tuin moesten de silexstenen uit de mergelgroeves wijken voor de overgebleven keien van de ENCI. Een kei van 1000 kg werd op zijn plek gezet volgens beproefd recept. Door een tekort aan grote keien werden sommige keien gespleten met hamer en beitel zoals Asterix en Obelix dat ook zouden doen. De vaste drie jeugdige helpers in die tijd waren Roger Penders, Ronnie Bronckers en Nico Tillie. Ze waren over een periode van 15 jaar en langer vaak in de tuin om te helpen. Ook vader Michel Tillie heeft sinds die tijd vele dagen geholpen in de tuin. Andere helpers waren onder andere Jos Habets, Henny van Lijf, Raymond Gerards, Tim van de Broek, Jean-Paul Veldman, Bram van Zandvoort, Jean-Paul Slenter, Wendy Keijenberg, Guido Bakker en nog heel veel anderen.

Bèr had voorbeelden uit de natuur en wist steeds hoe hij het nieuwe gedeelte wilde inrichten. Zonder tekening ging hij aan de slag en bedacht alles vanuit het beeld dat hij voor ogen had. Als het niet klopte brak hij het af en ging weer opnieuw aan de slag. Zo werd bijvoorbeeld de waterval een keer helemaal afgebroken omdat die niet beviel. Al met al ontstond er een prachtig nieuw gedeelte van de rotstuin dat de krant haalde.

Niet voor niets is de tuin van Bèr een begrip voor velen in Amby en ver daarbuiten. Door de eenvoud en passie van Bèr voelden vele inwoners van Amby zich betrokken bij de uitdagingen in de tuin; velen in Amby zijn opgegroeid met of zelfs in de tuin. Onkruid wieden, open haard stoken, composthoop uitzeven, grond mengen, zaaien, enzovoort.

Planten

Tussen 1950 en 1975 zijn nagenoeg alle planten in de tuin door vrienden, kennissen, bezoekers of door Bèr zelf meegenomen uit de Ardennen, de Eiffel, het Zwarte Woud, de Vogezen, de Jura, de Apennijnen, de Pyreneeën en natuurlijk de Alpen. Vuistregel daarbij was om alleen zeer jonge exemplaren of zaailingen uit te steken en dit alleen, wanneer er genoeg van voorhanden waren. In latere jaren, na 1975, werd omwille van natuurbehoud alleen zaad verzameld of eventueel een takje om te stekken. Later werden voornamelijk planten gekweekt via zaad dat Bèr via de internationale rotsplantenverenigingen kreeg of stekjes van vrienden of kwekerijen. Gedurende het aanplanten was het belangrijk te weten, wanneer de planten zouden bloeien en welke kleur hun bloemen zouden dragen. Deze kennis is van wezenlijk belang om een harmonieus resultaat te verkrijgen. Om twee kleuren van aangrenzende groepen planten goed te combineren is tamelijk eenvoudig. Het wordt pas echt moeilijk als twintig of meer verschillende tinten gecombineerd moeten worden. De hulp van een kleurenschema is natuurlijk handig, maar op de lange duur vond Bèr dat de beste resultaten bereikt kunnen worden door het ontwikkelen van een gevoel voor kleuren en hun beste combinaties. “En”, zo zei Bèr “dat lukt niet door het kijken naar de kleurentelevisie. Men moet naar buiten gaan en zijn ogen voeden met de levende landschappen in de verschillende seizoenen”.

Rosularia chrysantha "Pooh Ber". De aantekeningen rondom de foto zijn van Tony Hall, de naamgever van de plant (Kew Gardens London)

In ons land bloeien de meeste alpenplanten in mei en juni. Gedurende deze periode is het gemakkelijk om een voldoende aantal planten in bloei te hebben verspreid over de hele tuin. Met rotsplanten is het gedurende de andere maanden van het jaar echter moeilijker overal enige kleur te handhaven, maar door de groeiende kennis van Bèr over rotsplanten werd dat probleem voor een groot deel opgelost.

Begin jaren 90 kreeg Bèr bezoek van Tony Hall, supervisor van de rotstuin en alpiene kas in Kew Gardens, de wereldberoemde botanische tuin van Londen. Tony Hall was erg onder de indruk van de tuin, én van een plantje dat Bèr zelf kweekte. Hij nam het plantje mee naar Londen en daar staat het nog steeds in de alpiene kas in Kew. Het plantje werd door Tony onder het accessionnumber 1991-1876 HALT opgenomen in het officiële Kew-registratiesysteem. Het betrof de 1876e toevoeging in het jaar 1991; HALT is de afkorting van Tony Hall. En niet alleen dát maar het plantje werd tevens vernoemd naar Bèr Slangen. De plant kreeg vanaf dat moment officieel de naam Rosularia chrysanta "Pooh Ber".

Vijver

  • Water omhoog pompen

In de tijd dat de vijver gebouwd werd was het kraanwater in Zuid-Limburg nogal hard of kalkrijk en daarom besloot Bèr om de vijver niet met kraanwater te vullen. De vijver werd gevuld met regenwater, opgevangen van het dichtstbijzijnde dak. Helaas ontstond er een algenprobleem. Vanwege een tekort aan zuurstofplanten in de vijver bleken de algen als kool te groeien. Aangezien Bèr helder en voor het grootste gedeelte van de vijver open water wilde hebben om de vissen goed te kunnen gadeslaan, kon de oplossing van het algenprobleem door aanplanten van veel waterplanten in de vijver niet worden toegepast. De oplossing van het algenprobleem werd gevonden door het water te laten circuleren: door het op te pompen naar de twee waterlopen met watervallen en vandaar terug naar de vijver.

  • Put onder terras
Schema van de watercirculatie: 1 dak van de schuur, 2 cistern (ondergrondse wateropvang) 7 m3, 3 pomp, 4 watertank 1 m3, 5 leiding naar waterloop/ watervallen, 6 stopkraan, 7 waterloop en watervallen, 8 vijver 14 m3, 9 overloop naar cistern, 10 overloop naar riolering, 11 rotstuin

In de zomer verdampt er een enorme hoeveelheid water en hoe zorg je er dan voor dat de vijver gevuld blijft met regenwater? En hoe krijg je regenwater als het niet regent? Het antwoord werd gevonden door een ondergrondse put van 7 m3 onder het terras te laten metselen (door Rolf Bakker) waarin het regenwater dat wordt opgevangen van het dak van de schuur als voorraad kan worden opgeborgen. Door het water niet rechtstreeks vanuit de vijver maar vanuit de put naar de hoger gelegen waterlopen te pompen en het vervolgens weer via een overloop van de vijver in deze put op te vangen, blijft de vijver het gehele jaar door boordevol met water. Het waterpeil in de put gaat echter op en neer, al naar gelang de hoeveelheid regenval en de verdamping van water uit de vijver. Er zijn zo twee meevallers. Omdat het water in de put geen daglicht en zonneschijn krijgt, is het steeds koel en groeien er geen algen. Door de circulatie heeft dit een gunstig effect op de kwaliteit van het water in de vijver.

  • Watertank in de schuur
vijverrand schoonmaken, Jessica Oosterhof en Nico Tillie (Monique Tillie)

Om de watercirculatie van de tuin te verfijnen en aan te passen aan de behoefte van het seizoen, het uur van de dag of van de gelegenheid, moest de hoeveelheid circulerend water worden geregeld. Een vast gemonteerde pomp zal steeds eenzelfde hoeveelheid water naar boven brengen. Maar Bèr had niet altijd behoefte aan een “volwassen Niagara-waterval”. Een murmelend stroompje verdiende nog wel eens zijn voorkeur. Ook daar werd wat op gevonden: door een watertank te plaatsen tussen de pomp in de put en een punt hoger dan de waterlopen. Door middel van stopkranen in de leidingen tussen tank en waterlopen kan de hoeveelheid water worden gedoseerd. Bovendien hoeft de pomp niet steeds te werken. Geregeld door een vlotter in de tank schakelt de pomp uit wanneer de tank vol is, terwijl ze weer begint te pompen zodra de tank leeg is. De pomp kan ook stopgezet worden met een hoofdschakelaar. Dit vond Bèr wel handig als hij van huis ging of als hij ’s avonds naar bed ging. Want zo kon hij dan eerst de tank vol laten pompen, dan de pomp uitschakelen, de kranen een beetje openzetten zodat maar een heel klein beetje water door kan stromen om vervolgens met een gerust hard uren van huis te gaan of te gaan slapen. De vijver bleef op die manier dan toch in beweging. De watertank heeft een inhoud van 1 m3 en bevindt zich op de 1e verdieping van de zolder van het “wèrkes”, de schuur.

Wetenswaardigheden

  • Tuinoppervlakte. De oppervlakte van de tuin is ± 20 m x 10 m.
  • Hoogteverschil. De tuin heeft een hoogteverschil van maximaal 5 m.
  • Vijver. Van oorsprong was het een kleine natuurvijver. Omstreeks 1972/1974 is de vijver uitgegraven en vervangen door een betonnen vijver met een inhoud van ± 14 m3 en 1,10 m diep. Er zijn 3 beekjes met watervallen. De vijver bevat Karpers, Meun (kopvoorn), Zeelt, Bliek, Blank- en Ruisvoorn, Grondeling en Goudvis.
  • Put. De put bevindt zich onder het terras. Inhoud: 7 m3.
  • Watertank. De watertank bevindt zich op de 1e verdieping/zolder van de schuur boven het terras. Inhoud: 1 m3.
  • Keien. De tuin bestaat uit Maas- en zwerfkeien. De grootste keien, de 3 “grote broers”, wegen samen 6.400 kg (waarvan de zwaarste 3000 kg). Alle overige kleinere keien wegen samen ongeveer 50.000 kg.
  • Planten. Ongeveer 1000 soorten rotsplanten, heesters en coniferen, waaronder de naar Bèr vernoemde plant Rosularia chrysantha "Pooh Ber". De planten bloeien afwisselend en zijn harmonisch op kleur op elkaar afgestemd.
  • Vogels. In 1987 telde Bèr er veertien soorten bezoekende vogels uiteenlopend van de bekende Mus en Merel tot Wilde eenden en een Bosuil.
  • Bezoekers. In 1974 werd de tuin voor het eerst opengesteld voor het publiek. Tijdens de hoogtijdagen (1984-1988) toen er nog geen massale open tuindagen, tuincentra of meubelboulevards en dergelijke waren, trok de tuin jaarlijks tussen de 3.000 en 5.000 bezoekers gedurende 9 à 10 zon- en feestdagen van half mei tot half juni, wanneer er vrije toegang was voor iedereen. Van elke hoek van Nederland, van de meeste landen van Europa, maar ook van Indonesië, Zuid Korea, Australië, Nieuw Zeeland, Canada en de Verenigde Staten van Amerika hebben bezoekers de weg naar de tuin gevonden. Tegenwoordig (2020) trekt de tuin tijdens de open dagen een paar honderd bezoekers per jaar plus een aantal tuinclubs. Ook komen ieder jaar studenten van de TU Delft de tuin bezoeken. Naar schatting (van de stichting Vrienden van Rotstuin Bèr Slangen) hebben de afgelopen jaren zo'n 100.000 mensen de rotstuin bezocht.
  • Omgeving. Vanaf het terras vóór de rotstuin is geen enkel gebouw van de omgeving zichtbaar. Vrijwel alle geluid van buiten wordt buitengesloten door de omvattende hogere gedeelten van de tuin. Zo ademt de tuin een enorme rust en stilte uit.
  • Publiciteit. Over de rotstuin is in vele kranten en tijdschriften gepubliceerd. Van de krant De Limburger tot de bladen Groei en Bloei, of Grasduinen.
    TV-programma Het kleine Paradijs
    bibliotheek (Aart de Bakker)
    De tuin is ook in meerdere tuinboeken opgenomen. Ook op TV heeft de tuin meerdere malen de aandacht gekregen, onder andere in 1985 in het programma Het kleine paradijs.
  • Bibliotheek. In zijn knusse bibliotheekje (waar ooit het washok en later konijnenhok was) bij de tuin bracht Bèr altijd veel tijd door met lezen en pijp roken. Hier was het altijd gezellig en de deur stond op een kier zodat je de waterval kon horen.
  • 50 jaar rotstuin.
    vlaggesteunen aan voor- en zijkant van de woning (Chris van den Ende)
    Tijdens het 50-jarig bestaan in 2000 was er een tentoonstelling en receptie bij de buren, café het Wapen, waar 8 panelen het verhaal van de Rotstuin vertelden. Van elk land waarvan een bezoeker de rotstuin heeft bezichtigd, heeft Bèr speciaal een vlag laten maken en aan de gevel van het huis laten ophangen. Michel Tillie heeft zo ongeveer 100 gaten geboord en alle vlaggensteunen gemonteerd zodat alle vlaggen konden wapperen. Aan de voor- en de zijkant samen is de woning 29 vlaggensteunen rijk.
  • Stichting Vrienden van Rotstuin Bèr Slangen. Op 10 maart 2001 overleed Bèr op 76-jarige leeftijd en liet de rotstuin na aan Nico Tillie, een van jeugdige medewerkers in de tuin die van zijn opgedane ervaringen zijn beroep heeft gemaakt. Om de rotstuin in stand te houden en aan het publiek te kunnen openstellen is op 8 mei 2002 een stichting opgericht: Stichting Vrienden van Rotstuin Bèr Slangen. De stichting heeft (anno 2020) 75 vrienden van de tuin en ieder jaar worden er een of twee berichten over de tuin geschreven om de ontwikkelingen met de vrienden te delen. De stichting heeft ook een facebookpagina en instagram/twitteraccount.

Externe links