De Sjteig
Veel oud-Ambynezen kennen nog wel “de Sieveresjteig” die leidde van de Dorpsstraat (nu Ambyerstraat Noord) naar de voormalige boerderij van Van der Linden (de Severensteeg). De kleine “Sjteig” is bij minder mensen bekend. Het was een klein straatje, dat in een bocht achter de huidige frituur Snackpoint doorliep en een zijstraatje (“sjteig”) was van de Dorpsstraat.Een oud-bewoner van deze steeg, Nico Pluijmaekers, vertelt zijn verhaal over “De Sjteig”, het oude Ambyse straatje waar hij vanaf zijn geboorte tot aan zijn twaalfde jaar heeft gewoond.
Waar is de Sjteig te vinden?

In de zomer van 1950 ben ik geboren in de Sjteig en zag ik er voor het eerst het levenslicht. Mijn wieg stond op de zolder.
Amby kende naast deze steeg ook de “Sieveresjteig”. Deze laatste is echter niet meer terug te vinden. De Sieveresjteig liep vanaf de Ambyerstraat Noord tot de huisartsenpost. Aan de rechterkant stond een aantal huizen, waar o.a. de familie Huntjens woonde. De Sjteig waar ik geboren ben is wél nog in Amby te vinden. De ingang zie je aan de Ambyerstraat Noord (de vroegere Dorpsstraat) als oprit tussen een wit huis met nummer 105 en het bakstenen huis met nummer 117 (zie foto boven). De huisnummers (adressen) van deze Sjteig waren vanuit de Dorpsstraat doorgenummerd. Een van de bewoners, Sjef van de Hurk, was er niet zo gelukkig mee dat deze straat “de Sjteig” werd genoemd en kwam in 1932 met het idee deze weg Het Tulpenstraatje te noemen. Met deze niet-officiële naam werd deze steeg bij een aantal mensen ook bekend. In de 20e eeuw heette de Sieveresjteig ook officieel Severensteeg, terwijl de kleinere Sjteig bij de gemeente geregistreerd stond als deel van de Dorpstraat.
De Sjteig tussen 1950 en 1962
Als je de Sjteig binnen kwam tussen het eerder genoemde witte en bakstenen huis, liep je tegen de woning aan van moeder Van de Hurk. Hier maakte de Sjteig een bocht naar rechts. In het witte huis woonde de familie Uffink en in het andere huis de familie Dreessen. Het huis van moeder Van de Hurk had een keuken met een klein raam, dat uitzicht bood op de hele Sjteig. In een ander deel van het huis bevond zich de “gooi kamer”. Hier kwam je normaal gesproken alleen tijdens de feestdagen. Ik kan me nog herinneren dat ik als jochie met Nieuwjaar in deze kamer een heel klein glaasje met zoete Spaanse wijn kreeg. Kaasboer Robeers kwam met zijn grote bakfiets ook in de Sjteig en stopte bij dat kleine keukenraam. Hier werd dan een kop thee gedronken en de kaas gesneden. Uiteraard werd er een praatje gemaakt, want men had de tijd! Ook werd er “gesjräömp” in ons straatje: er werd dan een streep in de grond getrokken waarop je centen moest gooien. Officieel was dit verboden, want het viel onder de kansspelen!
Bij de familie Pluijmaekers thuis
Naast moeder Van de Hurk lag ons huis met nummer 109. Er was een lange opvaart voor het huis. Het kleine manneke op de bank ben ik (foto links). Later heeft mijn vader het kleine raam vervangen door een groter raam met markies. Er werden steeds verbeteringen aan het huis aangebracht. Rechts op de foto staan mijn opa en vader. Haaks op ons huis waren stallen gebouwd die mijn vader later getransformeerd heeft tot drie slaapkamers. Om in mijn slaapkamer te komen moest je door de ouderlijke slaapkamer en om in de slaapkamer van mijn zus te komen moest je eerst door mijn slaapkamer. Bij ons in de “gooi kamer” stond een haard, die alleen op zondagen werd gestookt en wel met “antraciet nootjes-vier”. In de keuken stond de cuisiniere (“kwizzenjair”) waarop werd gekookt. Regelmatig moest ik als jongetje ’s winters buiten de bevroren “sjlam” (kolenslik) los bikken en in de kolenkit naar binnen brengen. We hadden alleen stromend koud water en geen afvoer bij de gootsteen. Als afvoer diende een zinken ketel die regelmatig geleegd moest worden.
Links van het woongedeelte was nog een andere stal gebouwd. In deze stal bevonden zich de konijnenhokken en de wc. In dit kleine hok zat een plank met gat boven een zinken ketel. Het wc-papier was een oude krant die in repen werd gescheurd. Als de ketel vol was werd deze geledigd in de achter ons huis gelegen moestuin. Dit was immers goede mest voor tussen de “poor” (prei). We hadden een lange grote tuin, waar fruitbomen en struiken kruisbes (“kroonsele”) stonden. We hadden zoveel kruisbessen dat de kinderen van Huize Severen ze mochten komen plukken. Mijn moeder was kinderjuffrouw op Severen geweest, dus men kende elkaar. Ook werden kruisbessen geleverd aan de bakker. Om fruit en groenten te conserveren werden weckpotten gebruikt die in een weckketel werden geplaatst om te pasteuriseren. Ik zie daarbij nog de thermometer boven het deksel uit steken.
Naaste omgeving
Achter onze tuin liep een “getske” (paadje) zoals zo vele “getskes” in Amby. Dit best wel lange getske verbond de “Sieveresjteig” met “de Doej” (In de O). Achter het laatste stuk muur bevond zich de garage van de toenmalige slager Wintjens (nu frituur). Uiterst rechts op foto (links) zie je het hekwerk van de achtertuin van de familie Mulders. De achterzijde van slagerij Wintjens kwam ook uit op de Sjteig. Hier bevond zich de ruimte waar o.a. de varkens werden geslacht. Op maandagmorgen werden deze in houten kisten met draagarmen gebracht. Aan het geschreeuw van de dieren kon je horen hoe laat het was! Naast slager Wintjens had je de achterzijde van de woning van de familie Willems.
Overlast bij regen en onweer
De Sjteig lag lager dan de Dorpsstraat en bij hevige regenval liep ons straatje onder water. Op een keer was dat zo erg, dat het water ondanks zandzakken niet buiten de deur gehouden kon worden. Meester Francort (vader van “meister” Jan ), hoofd der school en wethouder, kwam eens polshoogte nemen, maar daarna gebeurde er niets! Als tijdens zo’n noodweer ook nog eens de bliksem was ingeslagen zat de hele Sjteig zonder stroom. Er stond slechts één houten lantaarnpaal en daarop was de enige hoofdzekering voor de hele Sjteig bevestigd. Dan kwam de monteur van de PLEM om die hoofdzekering te vervangen. Ik zie hem nog met de ijzeren klauwen onder zijn schoenen de houten lantaarnpaal in klimmen.
Doevesjlaag
Liep je verder de Sjteig in dan kwam je bij het huis van May Swelsen. Zij woonde daar samen met haar ongetrouwde broer Bèr Swelsen, die duivenmelker was. Op de foto zie je nog aan de rechterzijde een gevel van het huis waarin zij woonden. Op deze muur was ook de “doevesjlaag” bevestigd. Als de duiven terug moesten komen van een vlucht, mocht ik niet onder de doevesjlaag door lopen om naar het huis van mijn oma te gaan. Bij het huis van May Swelsen maakte de Sjteig weer een bocht naar links. Zo kwam je bij het huis van mijn oma. Tussen het huis van mijn oma en het huis van May Swelsen zie je op de foto (rechts) nog een onbewoonbaar verklaarde woning liggen.
Voor zover ik me kan herinneren heeft hier een ongetrouwde tante gewoond. Toen ze stierf is er naar ik weet niemand meer in dit huis gaan wonen. Aan de rechterzijde van het huis van May en Bèr liep nog een smal paadje naar het huis van de familie Maas. Dit huis lag eigenlijk buiten de Sjteig.
Dat er een tamelijke grote sociale cohesie bestond in de Sjteig kun je zien op de foto: hier zie je mijn moeder en mijn oma Truike samen gezellig aan een kopje koffie.
De Sjteig liep nog verder door en hield op bij de familie Claessen. Deze woning van “Harie van de Klaos”, waar voorheen ook Sjo en Lena Keijmis woonden, was het laatste huis.
Hoe wij terecht kwamen in de Sjteig
Mijn vader en moeder zijn vlak na de oorlog in januari 1947 getrouwd. Maar hoe kon je in die tijd aan een huis komen? Nou, dat kwam door toeval. Noonk Sjo (zie foto) had zijn vrouw verloren en was weduwnaar geworden. Zijn vrouw, tante Mei, was een tante van mijn oma. De moeder van mijn oma was een zus van tante Mei. Mijn ouders konden het huis van noonk Sjo krijgen als ze voor hem zouden zorgen totdat hij zou sterven. Hij is ruim 93 jaar geworden!
Het einde van “de Sjteig”
Einde jaren 1950 - begin jaren 1960 gaat Amby uitbreiden en worden nieuwe huizen gebouwd. Net als de Sieveresjteig moet ook onze Sjteig wijken en ze wordt onteigend. Mijn vader koopt een stuk grond aan de Molenweg tegenover speelterrein Tina (dat toen nog niet was aangelegd). In december 1962, tijdens een zeer koude winter, verhuizen we naar de Molenweg. We komen dan in een andere wereld terecht. We hebben nu koud en warm water, riolering en een douchecel. Wat een luxe!
De overige bewoners moesten natuurlijk ook nieuw onderdak zien te vinden. Bèr, May en mijn oma en opa zijn terecht gekomen in de toen pas nieuw gebouwde duplexwoningen in de Rembrandtstraat, die anno 2023 worden afgebroken voor nieuwbouw (zie onze beeldpagina Amby 2020-2030). De families Claessen en Maas zijn toen verhuisd naar de Kloosterstraat (de huidige Longinastraat). Waar moeder Van De Hurk is gebleven kan ik me helaas niet meer herinneren.
Bronnen, noten en/of referenties
Foto’s:
|