Grootste Muntschat der Lage Landen: Amby een dag wereldnieuws
Op donderdag 13 november 2008 om 10.00 uur was Amby voor één dag wereldnieuws. De nationale- en internationale pers waren op deze dag naar het Centre Céramique gekomen om verslag te doen van de presentatie van de grootste gouden en zilveren Keltische muntschat, ooit in Nederland gevonden. In dit verhaal, lijkend op een spannend jongensboek, vertelt vinder Paul Curfs - dorpsgenoot - over de grootste Muntschat der Lage Landen, waardoor Amby één dag wereldnieuws werd. De muntschat dateert uit de eerste eeuw voor Christus, uit de periode die de “IJzertijd” genoemd wordt. Deze periode is bij bijna iedereen bekend door de stripboeken van Asterix & Obelix.
Hoe het allemaal begon
De 19de maart 2008 begon als een doodnormale dag zoals alle andere dagen. Maar deze dag was het begin van iets zeer spectaculairs. Niemand kon op dat moment vermoeden dat het een “aardschok” teweeg zou brengen binnen archeologisch Nederland. Op deze bewuste dag zei ik tegen mijn vrouw: “Ik ga even een uurtje op de nabij gelegen velden zoeken met mijn metaaldetector”. Bij mijn weten was er op die velden aan de Bodemsweg nooit niks bijzonders gevonden, behalve het standaard metaal dat je op elke akker kunt vinden zoals “Liards” (Franse naam voor zilveren en - van latere datum - koperen muntjes uit de periode rond 1750) en musketkogels. Om bij deze velden te komen hoefde ik maar een paar minuten te wandelen; toestemming van de landeigenaren was al eerder geregeld.
Een signaal
Eenmaal op de akker aangekomen heb ik een klein uurtje gezocht met de metaaldetector, maar niets gevonden. Ik vond het nu wel weer tijd om terug naar huis te gaan. Op de terugweg kreeg ik al zoekend echter een mooi signaal door van mijn hoofdtelefoon. Hier lag iets in de grond! Ik besloot om het voorwerp meteen uit te graven. Na een flinke kluit klei te hebben weg gegraven ging ik met mijn metaaldetector over deze homp aarde heen, maar er kwam geen signaal. Het voorwerp moest dus nog onder het gat zitten. Bij de tweede spade lag het voorwerp buiten de kuil, want mijn detector gaf weer die mooie volle toon aan toen ik over de uitgegraven kleihoop heen ging. Ik besloot de kluit klei voorzichtig met mijn handen te breken en bleef dit herhaaldelijk doen, totdat ik het voorwerp in mijn handen had.
Iets glimmends met een figuurtje erop
Het gevoel dat je dan krijgt is niet meteen onder woorden te brengen. Bij het aanschouwen van iets glimmends met een gestileerd paardje erop, kun je dit het beste vertalen als gevoelens van “wauw, verbazing, ongeloof”. Totaal niet wetend wat ik nou precies gevonden had voelde ik meteen dat dit iets zeer unieks en speciaals was. Thuis aangekomen hoefde ik het muntje maar even af te spoelen met water en het was weer helemaal schoon. Nog steeds wist ik niet wat ik nou precies gevonden had.
Een dag later
De volgende dag zei ik tegen mijn vrouw: “Ik ga even terug naar die plek. Misschien vind ik er wel nog een.” Eenmaal op de vindplek aangekomen vond ik na twee uur zoeken nog steeds niets, maar even later kreeg ik toch weer hetzelfde mooie signaal in mijn hoofdtelefoon als de vorige dag. Mijn adem stokte in mijn keel en mijn hart begon een paar slagen harder te slaan. Ik dacht bij mezelf: “Dit gief ’t neet!” Mijn verbazing was groot toen ik een compleet ander voorwerp met een zilverachtige kleur op mijn handen had liggen. Het had de vorm van een schoteltje, met prachtige versieringen erop.
De eerste bekendmaking
Thuis gekomen fotografeerde ik allebei de munten en plaatste ik mijn vondsten op diverse digitale forums. Binnen een paar minuten kreeg ik al vele felicitaties binnen voor het vinden van iets dat blijkbaar zeer zeldzaam en uniek was. Wat ik gevonden had bleek een gouden Eburonen-stater en een zilveren Regenboogschotel van de Bataven te zijn. Ik was helemaal beduusd. Gekscherend, maar in mijn achterhoofd toch vol hoop, zei ik tegen mijn vrouw dat er misschien wel een Keltische schat begraven kon liggen, misschien wel een hoeveelheid munten als depot voor een offer of i.d. De reacties daarop van haar en mijn kinderen waren vergelijkbaar met het kijken naar een leuke lachfilm! Zelf heb ik hartelijk mee gelachen en dacht: “Ze zullen wel gelijk hebben”.
Een derde vondst
Een paar dagen later ben ik wederom met de metaaldetector terug gegaan naar de plaats waar ik de Eburonen-stater van goud en de Regenboogschotel van zilver gevonden had. In een tijdsbestek van een half uur vond ik nog twee gouden Eburonen-staters en vier Regenboogschotels van zilver. Op dat moment wist ik het zeker: hier moest een heuse schat liggen!
Melding bij de archeologische dienst
De munten heb ik daarna telefonisch bij de afdeling Archeologie van de gemeente Maastricht gemeld. Ook maakte ik de afspraak om hen de munten te brengen. Eenmaal in het Centre Céramique bij de afdeling Archeologie aangekomen werd ik ontvangen door een vriendelijke meneer die zich voorstelde als Wim Dijkman, conservator van het Centre Céramique. Op zijn kantoor was het een drukte van belang. Aanwezig waren de stadsarcheoloog Gilbert Soeters, junior-archeologe Anne Brackman en meerdere personen die met de afdeling Archeologie verbonden waren.
Bij het uitpakken van de munten en het tentoonstellen ervan werd het steeds stiller en bij de aanwezige personen werd de verbazing steeds groter. Op het kantoor heerste bij de aanwezige personen een korte serene stilte, die even later overging naar vele felicitaties en euforie. De archeologen wisten mij te vertellen dat deze zilveren en gouden munten zeer zeldzaam waren en uniek in Nederland!
Verdere opgravingen
Bij de afdeling archeologie werden plannen voor een verdere opgraving in volle gang gezet en ook de Vrije Universiteit van Amsterdam (de VU) werd ingeschakeld. Professor Nico Rooymans van de VU is in Nederland dé autoriteit op het gebied van de Kelten en de Keltische muntslag. Hij was zeer enthousiast over de vondst. De VU en de gemeente Maastricht hadden besloten dat er een professionele opgraving ging plaatsvinden op de plek waar ik de munten gevonden had.
In eerste instantie hadden de archeologen meteen al in mei 2008 de opgraving willen doen, maar men heeft deze moeten uitstellen tot 12 oktober 2008. De simpele reden hiervoor was dat de boer inmiddels zijn land had bewerkt en ingezaaid. De opgraving werd daarom uitgesteld totdat de boer zijn oogst van het land had afgehaald. Dit uitstel had als grote voordeel dat er meer tijd was om de puntjes op de i te zetten voor een goede aanpak van de opgraving. Het wachten tot de oogst duurde voor iedereen zeer lang en de archeologen en ik werden af en toe zeer ongeduldig; we “keken” soms wel de maïs bijna van het veld af. De afspraak met de boer was dat wanneer het oogsten van start ging, ook meteen de opgraving plaats zou vinden. Eindelijk was het dan zover. Het oogsten begon op 12 oktober 2008 en daar meteen op volgend ook de opgraving. De schrik sloeg ons echter om het hart, omdat vlak voor het opgravingsgebied de machine die de maïs afmaait kapot ging. De reparatie liet voor ons gevoel wel erg lang op zich wachten. Met mijn gezin was ik ondertussen op vakantie in Gelderland, maar uiteraard wilde ik erbij zijn tijdens de opgraving en voordat deze begon reisde ik in mijn eentje weer terug naar huis.
De opgraving
• Dag 1: teleurstellend
Na het uitzetten van het graafvlak kon de daadwerkelijke opgraving plaats vinden. Op het einde van deze eerste dag was de teleurstelling echter zeer groot: de teller van de te verwachte vondsten bleef op nul staan. Er werd geen enkele Keltische munt gevonden.
• Dag 2: erg succesvol!
De tweede dag was aangebroken en ik had het zeer positieve gevoel dat ons vandaag wel het een en ander zou gaan lukken. Ik nam uit voorzorg een fles champagne mee, voor het geval dat onze te verwachten Keltische muntvondst die van Echt zou overtreffen. Dáár had men een tijd geleden een vondst gedaan van maar liefst dertig Keltische munten op de teller. Na ongeveer tien minuten graven vonden we al een eerste zilveren munt. Na nog eens tien minuten haalden we een gouden munt naar boven. Nieuwe munten bleven steeds sneller komen en we wisten het nu zeker: we zitten op de juiste plek. Binnen twee uur ging de champagnekurk van de fles af en er werd een klein feestje gebouwd, want munt nummer 31 was boven de grond gehaald! We waren nu officieel “groter” dan Echt. De ooit in Nederland gevonden grootste Keltische muntschat bevond zich nu in Maastricht!
De verbazing was enorm toen op een plaats de metaaldetector van Richard Speets (van Metaaldetectie) op hol sloeg. We gingen op die aangegeven plek graven en haalden er de ene na de andere gouden en zilveren munt naar boven. Het “oogsten” van de grootste Keltische muntschat was begonnen; munten die na 2058 jaar het daglicht weer zagen: Regenboogstaters van zilver en munten die op een gouden (vaal geel) “kommetje” lijken: de Eburonen Staters.
Nadat het gejuich en gejoel van iedereen verstomd was namen Wim Dijkman, de technische veldmedewerkers Harry en Marc van de gemeente Maastricht en Karel-Jan van de VU de regie over. De schat werd zeer professioneel blootgelegd, ingemeten en ingetekend. Dat ging voor ons gevoel tergend langzaam.
Richards aandacht was de hele dag nodig bij de vondst en de rest concentreerde zich weer op de afgraving, want die ging tenslotte “gewoon” door. Ook nu kwamen weer de nodige losse gouden en zilveren munten tevoorschijn. De opgraving ging tot laat in de middag door.
De hele concentratie munten was net voor het donker geborgen en alles werd, nog voor de zon helemaal onderging, uit veiligheidsoverwegingen weer helemaal ingepakt met een dikke laag aarde. De hoeveelheid munten overtrof de stoutste verwachtingen van iedereen en de balans bleef op de tweede dag van de opgraving steken op maar liefst 74 munten!
Om alle risico’s uit te sluiten werd er spontaan afgesproken om deze nacht het opgravingsterrein te bewaken. De landeigenaren kwamen ons gedurende de nacht even een bezoek brengen en de belevenissen van die dag bespreken. Zij waren nog maar net weg of we zagen een politiebus voorbij rijden. Die stopte op aangeven van de lichtsignalen van onze zaklantaarns. Het bleek geen politie te zijn, maar leden van de Koninklijke Marechaussee Brigade. Nadat zij ons verhaal hadden aangehoord, zijn ze de opgravingplek in de gaten gaan houden. De marechaussee is daadwerkelijk ‘s nachts meerder keren langsgereden om te kijken of alles rustig was. Om 01.30 uur ben ikzelf naar huis gegaan; stadsarcheoloog Gilbert en veldmedewerker Marc namen de bewaking op hun schouders.
Van slapen of zelfs maar een hazenslaapje is die nacht niets gekomen. Ik was ook al weer om 05.45 uur op het veld aanwezig om te constateren dat de bewaking even was ingedut. Dat moest ik meteen op foto vereeuwigen. Tijdens het vroege ontbijt kwam archeologe Anne spontaan binnenvallen met de mededeling “Ik kon ook niet slapen” en een extra stoel was zo bijgezet. Samen met bewakers en Anne hebben we bij mij thuis ontbeten en na enige sterke koffie zijn we bij het aanbreken van de dag terug gegaan naar het opgravingsgebied.
• Dag 3: sluiting van de opgraving
Op de derde dag was iedereen nog beduusd van de hoeveelheid gouden en zilveren munten die het opgravingsteam gevonden had. Lang konden we niet genieten, want er moest ook nog even gewerkt worden. De muntenstroom nam nu flink af. We vonden nog zes stuks, wat het eindresultaat op 80 munten bracht. Om 13.30 uur werden de opgravingen officieel gestaakt en kon ik met een zeer tevreden gevoel terug gaan naar mijn vakantieadres in Gelderland, waar ik mijn vrouw en drie kinderen drie dagen geleden had verlaten. Bij aankomst moest ik hen uiteraard alles tot in de kleinste details vertellen, nog steeds niet wetend of zelfs vermoedend wat me op de dag van de persconferentie stond te wachten.
De persconferentie
Op de dag van de persconferentie viel mij, maar ook de andere personen die bij de opgravingen betrokken waren geweest, de mond open van verbazing vanwege de massaal aanwezige pers. Zelfs de persvoorlichtster had zo’n geweldige opkomst niet verwacht.
Tijdens de persconferentie kwamen diverse sprekers en deskundigen aan het woord, zoals professor Nico Rooymans. Deze omschreef de schatvondst als zeer bijzonder en uniek.
Mijn verbazing en ongeloof namen alleen maar toe op het moment dat ik door de wethouder Wim Hazeu uitgenodigd werd om naar voren toe te komen, om samen met hem de Keltische muntschat te onthullen. Ik vond dat een zeer grote eer. Wim Hazeu vond dit heel normaal, aangezien ik de vinder én aanmelder was van de vondst van de Keltische munten. Op dat moment besefte ik niet dat dit aanleiding was van een mediahype omtrent mijn persoon.
Presentatie van de munten aan het publiek
Op zaterdag 15 november en zondag 16 november 2008 werd de schat - onder bewaking - in het Centre Céramique tentoongesteld voor het publiek. Op beide dagen zijn meer dan 6000 personen de schat komen bezichtigen. Het grote aantal bezoekers overtrof alle verwachtingen. Er waren lange rijen en wachttijden, voordat de bezoekers de munten konden bewonderen.
Het geschiedkundige belang van deze vondsten moge blijken uit het feit dat er in de laatste Ambyse nieuwbouwwijk “Ambyerveld” diverse straten naar zijn vernoemd: Regenboogschotel, Stater, Kelten en Oppidum.
Twee jaar na de opgraving: een nóg zeldzamere munt
Op 30 april 2010 ging ik nogmaals met mijn metaaldetector naar de inmiddels beroemde opgravingsplaats terug. Tot mijn zeer grote verbazing kreeg ik weer een herkenbaar signaal in mijn hoofdtelefoon.
Na enig graafwerk had ik, zo bleek later, een zéér zeldzame Keltische munt in mijn handen. Het betrof een zogenaamde Pottina Stater van de Keltische Triverie-stam, waarnaar het huidige Trier is vernoemd. De archeologen waren verbijsterd door de zeldzaamheid en perfecte staat van deze munt. Het is pas het tweede exemplaar dat gevonden is in voormalig Eburonen gebied. Ook deze munt is momenteel te bezichtigen in het Centre Céramique.
Het opgravingsteam
Het opgravingsteam bestond uit de volgende personen:
- Wim Dijkman, conservator van het Centre-Céramique
- Gibert Soeters, beleidsmedewerker archeologie van de gemeente Maastricht
- Anne Brackman, junior-archeologe van de gemeente Maastricht
- Professor Nico Rooymans van de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam
- Karel-Jan en Henk, medewerkers van de Vrije Universiteit van Amsterdam
- Marc en Harry, technisch veldmedewerkers van de gemeente Maastricht
- De gebroeders Otten, landeigenaren
- Richard Speets, Metaaldetectie
- Paul Curfs, vinder van de grootste Keltische Muntschat van de Lage Landen.
De vinder en auteur
De vinder van de muntschat, tevens auteur van dit artikel, is Paul Curfs. Hij is gehuwd, heeft drie “schatten van kinderen”, een kleinkind en een tweede kleinkind is op komst (okt. 2023). Paul is als docent bouwtechniek verbonden aan het Vista College. Hij woont met zijn gezin al 29 jaar in Amby, welke plaats hem na al die jaren nog steeds een “Centerparcs-gevoel” geeft. M.a.w.: hij vindt Amby een heerlijke wijk van Maastricht. Ten tijde van de vondst in 2008 was hij 45 jaar.
Met zijn hobby “metaaldetector” begon Paul al op 17-jarige leeftijd, aangestoken door zijn jongere broer. De hobby heeft in die tijd maar een jaar stand gehouden, want zijn prioriteiten lagen bij verder studeren en werken voor de kost. Op een gegeven moment heeft hij weer een metaaldetector gekocht en zes maanden later deed hij al zijn geweldige vondst, al wist hij in het begin niet zo juist wát hij nou gevonden had.
Zijn verzameling van gevonden voorwerpen is in de loop van 15 jaar zoeken behoorlijk gegroeid. Zo heeft hij samen met een zoekmaat een tweede Keltische muntschat gevonden. Deze bestond uit louter zilveren Regenboogschotels. Deze schat ligt momenteel tentoongesteld in het Limburgs Museum te Venlo, welk ook de eigenaar van de munten is.
Verder heeft hij nog een mooie, complete Ringkandelaar uit het jaar 1425 gevonden, een Romeinse bijl en een zeer mooi Romeins gordelbeslag in de vorm van een panterhoofd. De vondsten komen bij deze hobby voor Paul echter op de derde plaats, want lekker ontspannen lopen zoeken staan op de eerste plaats en de vriendschappen die daardoor ontstaan op de tweede. Paul is lid van twee Nederlandse detectorverenigingen: de DDA en de Coinhunters. Deze twee verenigingen nemen ook deel aan het landelijk overleg metaaldetectie. DDA is de Nederlandse Vereniging voor Metaaldetectie en bestaat sinds 1992. Deze vereniging richt zich op Nederland en België. Net als veel andere Europese landen was metaaldetectie destijds ook in Nederland nog verboden.
De locaties waar gezocht wordt zijn willekeurig gekozen. Daarnaast kunnen zoekers zich ook via bibliotheek en internet verdiepen in de historie van zoekterreinen. Er zijn natuurlijk ook (wettelijke) spelregels. Zo ben je verplicht om toestemming te vragen aan de landeigenaar om te mogen zoeken met de metaaldetector, bijzondere vondsten en vondsten van voor 1500 te melden bij “PAN” (Portable Antiquities of the Netherlands). Dat is een landelijke database voor archeologische vondsten, met als hoofddoel om archeologische (metaal-)vondsten in privébezit in Nederland te registreren en online te publiceren.
Ook mag je alleen maar in de bouwvoor (dat is de bovenste grondlaag waar de wortels van planten groeien) zoeken tot een maximale diepte van 30 cm. Daarnaast is het verboden om te zoeken op archeologische sites en je moet de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de desbetreffende gemeente raadplegen. Mocht je nu na het lezen van dit artikel een metaaldetector willen aanschaffen en ooit de vondst (schat) van je leven doen, dan moet je er rekening mee houden dat de landeigenaar voor de helft meedeelt in de vreugde maar ook in de helft van de waarde van de vondst.
Zie ook
Archeologische vondsten in Amby II
Beneden foto's van de totale vondst van gouden en zilveren Keltische munten.
Bronnen, noten en/of referenties
|