Sjlaaimet anno 1900
Pakweg een honderd jaar geleden werkte een groot deel van de Ambyse bevolking op het land. Ze hadden een eigen boerderij of waren als knecht in dienst bij een grotere boer. De grond in Amby was rijk en voedzaam. Maar door de groei van het aantal inwoners was er simpelweg te weinig plek om een boerderij te runnen. DE beste landbouwgrond was in handen van de grotere boeren. Daarbij ging het boerenleven niet over rozen. Tegenvallende weersomstandigheden en ziektes in de gewassen konden oogsten doen mislukken. Veel mannen uit Amby zochten daarom zekerheid en vonden hun heil in de loondienst. Met name in de Maastrichtse aardewerk- en glasindustrie en bij de spoorwegen. Het binnengebrachte loon was vaak erg karig en dat was de reden dat de vrouw wat bijverdiende door met groenten uit eigen moestuin op de markt te gaan staan in Maastricht. Het mooswief zoals ze in Maastricht bekend staat, maar in Amby beter bekend als sjlaaimet . Maar hoe zag het leven van een sjlaaimet er uit anno 1900?
Romantisch beeld
Het algemene beeld van een sjlaaimet is een zelfstandige, krachtige koopmansvrouw. Laten we voorop stellen dat dit klopt. Op de markt in Maastricht moest zij haar mannetje staan. Zij moest concurreren met tig andere vrouwen en onderhandelen met stadse mensen die hun neus ophaalden voor de boerinnen uit het dorp. Maar dit beeld van een sterke vrouw is geromantiseerd. Het leven van een sjlaaimet was over het algemeen erg zwaar en vaak (maar niet altijd) uit armoede geboren om een cent extra bij te verdienen. In dit artikel zoemen we in op een sjlaaimet uit Amby, Maria Barbara Sijen en haar man Jozef Mullers. Hun leven bestond uit hard werken, en staat symbool voor veel Ambynezen uit die tijd.
Jozef Mullers en Maria Barbara Sijen
Jozef was op 10 maart 1850 geboren in Amby, in de Pin, als zesde kind (van zeven) van Willem Mullers en Maria Elisabeth Boumans. Barbara zag twee jaar later op 29 februari 1852 het levenslicht tegenover de kerk in Amby als oudste kind (van 6) van Denis Sijen en Maria Helena Franssen. Alle ouders waren in hun leven daglooner. Zij leefden van het loon dat ze ‘per dag’ kregen door mee te werken waar nodig was. Bijvoorbeeld in het oogstseizoen op het land. Het moge duidelijk zijn dat dit een erg onzeker bestaan was, zonder vast inkomen en afhankelijk van anderen.
Het werk op de fabriek
In 1877 stonden Jozef en Barbara voor het altaar in Amby om elkaar het ja-woord te geven. Hij was werkzaam op de fabriek. Hij was ongeletterd, wat blijkt uit het feit dat hij niet zijn eigen naam kon schrijven onder de trouwakte. In 1875 kwam dit nog wel vaker voor, niet heel opmerkelijk. In 1879 was hij blijkbaar niet meer werkzaam op de fabriek want bij de aangifte van zijn dochter is hij weer dagloner. Dat blijft hij voor een lange tijd. Op hoge leeftijd vindt hij toch weer een baan als ovenwerker. In 1918 wordt er voor het laatst melding gemaakt dat hij werkzaam is op de fabriek. Hij was toen 68 jaar! Het leven van een ‘ovemenneke’ was bijzonder zwaar. In 1887 vond een parlementaire enquête plaats waarbij personeel van de Regout-fabrieken werd ondervraagd. Hieruit blijkt hoe zwaar het werk van een ovenwerker was. Zeker als we bedenken dat de werktijden 12 uur per dag, 6 dagen per week bedroegen. Zij was sjlaaimet, maar dat was geen officieel beroep. In die tijd mocht een getrouwde vrouw geen beroep hebben, dat maakt dat er officieel niets is terug te vinden over de ‘loopbaan’ van Barbara Sijen.
Het gezin Mullers-Sijen
Na hun trouwen trekt het jonge echtpaar in bij de vader van haar tegenover de kerk, op de Dorpsstraat 12. Op dat moment woont er nog een oom en twee broers van Barbara in het huis. Zij krijgen hier 6 kinderen. Het noodlot spaart hen niet. Op 5 jarige leeftijd overlijdt in 1885 hun oudste dochter en hun jongste zoon zou niet ouder worden dan 25 jaar als hij in 1918 overlijdt. Overigens werkten de zonen ook op de fabriek. Pottemannen staat in het bevolkingsregister, oftewel ‘’pottemennekes’’ bij Regout of Société Céramique.
Brand!
Op nieuwjaarsnacht 1885/1886 breekt er brand uit bij de buren. Twee huizen worden volgens de krant in de as gelegd. Of het huis van Mullers-Sijen ook afbrandt is niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk wel. Want in 1886 worden drie nieuwe panden gebouwd, waaronder een nieuwe woning voor de familie Mullers. Brand kwam vroeger vaker voor dan tegenwoordig. De brandveiligheid van woningen is de laatste 50 jaar enorm toegenomen. Desondanks moet het een ingrijpende gebeurtenis, ook financieel, zijn geweest voor de familie.
Hun huisje
Het huis uit 1886 lijkt op foto één woning maar het waren er twee! Het pand herbergde een groot aantal bewoners. De piekperiode lag in de periode 1890-1915. Toen woonden hier afwisselend 18 à 19 mensen onder één dak. Rond de jaren ’20 als het echtpaar oud en versleten is, maakten zij plaats voor hun kinderen. Ze verhuisden naar een bovenwoning in de zogenaamde Jordaan van Amby waar hun dochter Braeken-Mullers woonde. Dit was een klein huurhuis zonder tuin in een dichtbebouwde steeg, waar nu het appartementencomplex aan de Ambyerstraat Noord 26-30 ligt. Hier bleven ze niet lang wonen, ze hebben nog op meerdere plaatsen gewoond o.a. inwonend op de Ambyerstraat Noord 19 bij hun zoon. Na het overlijden van Jozef Mullers in 1927 verhuisde in 1929 Maria Barbara naar Heerlen waar zij in 1933 voor goed haar ogen sloot na een lang en zwaar leven. Een leven zoals er vele werden geleefd in Amby. Toch zal er naast alle ellende ook plaats zijn geweest voor vreugde en blijdschap. Tot op zekere hoogte was men vroeger gewend aan de harde omstandigheden waarin men leefde. Wij kijken met de bril van vandaag de dag naar vroeger, men wist toen niet beter en men schikte zich makkelijker in hun lot. Misschien was men wel sneller content dan vandaag de dag. En wie weet wat de mensen over 100 jaar zeggen over onze levensstijl?
Hoe het verder ging met het ouderlijk huis
Het huis tegenover de kerk kwam in 1943 in handen van de familie Van Aubel – Rullenraad. Zij hadden een groot deel van de woningen rondom de kerk in eigendom. In 1955 onderneemt de gemeente een poging om de woning die volledig uitgewoond is onbewoonbaar te verklaren. Het inspectierapport geeft een beeld van hoe de woning uitzag en hoe de mensen hier geleefd hebben. De woning was zeer vochtig, de zoldervloer vermolmd. De kapconstructie was onhoudbaar en op plaatsen gestut. Hierdoor is het plafond op de eerste verdieping gescheurd. Een op de zolder gesitueerd kamertje was gesloopt maar de wens was er om deze te herbouwen, maar dit kamertje had te weinig daglicht. Het rapport beschrijft verder dat de algehele toestand iets beter was dan buurpand nummer 10, welke uit de rapportages een echte bouwval bleek met instortingsgevaar. Het enige verschil was dat dit pand beter onderhouden was, maar in wezen was het pand gewoon ‘op’. De eigenaresse, de weduwe Van Aubel, werd hierover geïnformeerd en de keuze gesteld om of de woning op te knappen of om de bewoning te stoppen. De woning werd vervolgens verbouwd waardoor het pand uiteindelijk niet onbewoonbaar is verklaard. In 1957 werd het pand verkocht aan dhr. Puts die het pand in 1964 sloopte en deed herbouwen als winkelpand.
Bronnen, noten en/of referenties
|