Limpens, de Meule in de Longinastraat
Bij het malen van graan denkt men natuurlijk al heel snel aan de bekende Hollandse Kinderdijk of de Zaanse Schans met zijn molens en wieken, water- of aan windmolens. Er wordt nauwelijks een link gelegd met een ander soort molen. Weinig mensen zullen weten dat er midden in Amby een heuse graanmolen werd geëxploiteerd. Waar? Aan de Longinastraat, de vroegere Kloosterstraat. In dit artikel delen Patrick en Maurice Limpens hun herinneringen aan de graanmolen, de Meule in de Longinastraat, die hun opa en vader bestierd hebben. Zij zijn kleinkinderen van de grondlegger de heer H. Limpens en zonen van vader Rie Limpens, die de eerste prins was van CV De Sjlaaibök van Amby.
Het gezin Limpens
Opa Limpens zelf was niet afkomstig uit Amby. Zijn geboortehuis lag in het naburige Rothem aan de Kruisdonk, nabij de huidige rotonde bij het A2-viaduct en de garage Ploemen-Schols. Hun boerderij moest plaatsmaken voor de aanleg van die A2.
Heel toepasselijk: vanaf zijn huwelijk woonde opa Limpens in een huis, een watermolen, onder aan de Olieberg, eveneens in Rothem. Van 1914 tot 1916 woonde de familie Limpens in Amby, schuin tegenover de huidige woning. In de volksmond werd deze locatie lang aangeduid als ‘de woningen van Van Aubel’. Het gezin Limpens bestond uit de ouders en 9 kinderen, waaronder Rie, de vader van Maurice en Patrick en de latere eigenaar van de molen.
Van elektrische molen naar de hamermolen
In 1916 begon opa Limpens zijn werkzaamheden als molenaar. Niet in een water- of windmolen, nee hij bezat een elektrisch aangedreven molen, de 1e in zijn soort in Nederland. Deze heeft tot even na de Tweede Wereldoorlog dienstgedaan. De bedoeling van opa Limpens was dat Rie samen met zijn jongste broer Rob de Meule zou overnemen. Dat is er echter uiteindelijk niet van gekomen, omdat Rob een andere keuze maakte. In 1950 startte opa een nieuwe molen, de zogenaamde hamermolen.
Een hamermolen is een mechanisch apparaat dat wordt gebruikt om materialen te vermalen tot kleinere deeltjes. Dit gebeurt door middel van ronddraaiende hamers die het te vermalen materiaal herhaaldelijk fijnslaan en vergruizen totdat het de gewenste grootte heeft. Een hamermolen wordt gebruikt in verschillende sectoren, zoals in de landbouw, de voedselverwerking, in de bouw en recycling. (Bron: Solids Processing; Wikipedia).
Patrick: “Als onze molen draaide dan trilde het hele gebouw. Het waren net kleine aardbevinkjes.” Samen met zijn broer Maurice probeert hij een zo goed mogelijk beeld te schetsen van de ontwikkelingen van de molen en alles wat daaromheen gebeurde. Patrick vervolgt: “Deze bevingen waren echter soms zo heftig, dat alle lucht uit de grond werd geperst. Dat heeft uiteindelijk op de lange termijn weer tot gevolg gehad dat de grond rondom het gebouw zo hard is geworden, dat daar helemaal niet meer doorheen is te komen.”
Medewerkers
Maurice: “Het was hard werken, zakken van 50 kilo meel waren toen heel normaal. De mannen pakten er vaak genoeg niet één, maar soms twee. Ze liepen en sjouwden met 100 kilo op hun rug.” Het was niet alleen het dragen van de meelzakken, maar op momenten dat het iets rustiger was, werd er ook fruit geplukt. Want op het terrein van ‘de Lump’ (Limpens) stonden vele prachtige fruitbomen. Tijdens de dagen dat er geoogst werd en als de boeren dan het graan van het land naar Limpens brachten, dan hanteerden ze zakken van wel 100 kilo! Daarnaast was er een ander hels karwei, want de molensteen moest regelmatig geslepen worden. Dit harde werken was natuurlijk niet voor iedereen weggelegd. Jonge gasten als Twan Claessens, Bert Heinemans en Sjefke Sterck waren aanwezig om de zware werkzaamheden uit te voeren.
Naast deze 3 medewerkers was het met name de familie Sour uit de Kloosterstraat, met Jean, Sjo, Lowieke en Pieke, die dag en nacht meewerkten. Vooral Pieke heeft jaren bij de familie Limpens gewerkt, tot aan de sluiting in 1977. Zowel Maurice als Patrick zeggen eenstemmig “ Pieke was altijd aanwezig.” Niet alleen tijdens het werk, hij at ook wel mee en er was een slaapkamer voor Pieke gereserveerd.
In feite was Pieke, samen met Rie, het ‘dreh-und Angelpunkt’ van het bedrijf. En was hij al eens doodziek, wat trouwens zelden voorkwam, dan zei hij tegen de echtgenote van Rie: “Geef miech mèr un dröpke, dan is ’t zoe euver.” Moeder was dan overbezorgd en vroeg aan Pieke “Geit ’t ech jong?” dan volgde ’n onverstaanbaar antwoord en was Pieke alweer aan het werk. Maurice: Een leuke anekdote omtrent Pieke Sour: “Pieke, dat was in feite niet zijn echte voornaam. Die heeft hij hier bij Limpens gekregen. Zijn naam was Arno, maar deze naam werd nooit gebruikt. Ook hijzelf vond de naam Pieke veel leuker en deze was helemaal bij hem en zijn omgeving ingeprent. Zo werden Rie en Pieke eens aangehouden door de politie. Toen de agent vroeg aan Pieke hoe hij heette zei hij: “Pieke Sour!”. Rie moest hem er toen op attenderen dat hij Arno heette. Zijn naam was zo gewoongoed geworden.”
Klanten
Natuurlijk waren er vaste klanten uit Amby, maar ook uit de omgeving. De bekende bakkers uit eigen dorp waren o.a. Nijssen, Van der Weerdt, Bollen en Lonis. Heer had Wolfs, Smeets en Darding, uit Borgharen waren er Duchateau, Lieben en Depondt en vanuit Gronsveld waren Van der Weerdt en Jacobs vaste klant. Maar onder de klandizie bevonden zich ook grote bedrijven zoals de voormalige Maastrichtse Broodfabriek, de MABRO uit de binnenstad aan het OLV-plein.
Kleine afnemers waren er uiteraard ook zoals ene zekere Marcel Mourmans uit Maastricht. Hij kwam samen met zijn echtgenote op de bakfiets een zak meel halen om zijn producten daarmee te kunnen paneren. Geld had deze goede man echter niet, dus kreeg hij zijn zak meel mee op de pof. Op zijn bakfietsje, voorop een zak meel en achterop zijn eega, reed hij dan de Severenstraat af richting Limmel. Jaren later was deze zelfde man directeur van een van de grootste snackfabrikanten van Europa: Mora snacks. Het leuke en bijzondere aan dit verhaal is, dat de heer Mourmans zo dankbaar was dat hij tot de sluiting van de meelhandel, rond 1977, het meel afnam bij Rie Limpens. Ook al waren er reeds grote silo’s aanwezig bij de Morafabriek in de Beatrixhaven. Voor hem was het natuurlijk veel voordeliger en sneller geweest het meel aan te leveren met grote bulkwagens. Nu moesten de zakjes meel van 50 kilo per stuk met de hand worden geopend en werd de inhoud zo gedeponeerd in deze silo’s. Over trouwe klanten gesproken…. Naast de vele bakkers van Amby tot Eijsden en van Maastricht tot Valkenburg, waren er ook bekende klanten zoals Vroom en Dreesmann en de HEMA in Maastricht. Ook werd er vermicelli gemalen en geleverd aan de vermicellifabriek Beauduin aan de Looierstraat in Maastricht.
Maurice: “Nadat de grootste afnemer, de MABRO, wegviel, werd er ook afscheid genomen van de grote vrachtwagen. Vanaf nu werd er slechts gereden in kleine ‘keepertjes’. Opa was trouwens de eerste en voorlopig enige bezitter van een vrachtwagen in Amby.”
“Vanaf 1967 werd er niet meer zelf gemalen. Het meel werd geleverd door de firma Meneba uit Rotterdam. Om even een indruk te geven van de bedrijvigheid, wekelijks werd 60.000 (!) kilo meel geleverd. Meneba was een grote meel-fabrikant uit de Eemhaven in Rotterdam waarvan mijn vader afnemer was.”
“Als deze meelwagen kwam lossen, dan was het motto: alles uit je handen laten vallen waarmee je bezig bent en meehelpen lossen. Patrick: “Als ventje van pak ‘m beet 50 kilo, moest ik zakken dragen van hetzelfde gewicht.” Hij werd er heel sterk van, maar z’n rug raakte hierdoor wel volledig overbelast. De grote bedrijven wisten wel ongeveer hoeveel meel ze moesten inslaan, maar bij de kleine bakker was dit wel eens moeilijk. Te veel kon niet, vanwege de houdbaarheid van het meel en een te grote voorraad was dat ook niet wenselijk. Het risico op aanwezigheid van ongedierte, zoals meelmijt moest vermeden worden. Dus ging in huize Limpens regelmatig midden in de nacht de telefoon, met de vraag of er nog een zakje meel gebracht kon worden. “Pa beijde dan achteroet.” (=vloeken, red.) zegt Patrick lachend, maar desondanks werd het zakje meel toch direct geleverd. Vooral bakker Pie Nijssen had hier een handje aan en dan liep Rie midden in de nacht met zijn steekwagentje met daarop 2 zakken meel naar Pie om de hoek. Tja, de klant is en blijft toch koning.
Bijzondere verhalen: waar of niet waar?
Er wordt tegenwoordig, meestal terecht, schande gesproken over de ontgroenings-methoden bij verschillende universiteiten en hogescholen. Wilde echter iemand bij de firma Limpens komen werken, dan werd hij eerst in een grote vrachtwagenband geduwd en werd zo de Kloosterstraat afgerold richting kerk en vervolgens, na de oversteek, zo de Severenstraat af. Een wel heel vreemde en risicovolle ontgroeningsmethode… Er werd geen rekening gehouden met het, weinige, verkeer of wat de gevolgen allemaal hadden kunnen zijn voor de toekomstig medewerker.
Ook werd er niet nagedacht over een mogelijke overval of iets dergelijks. Zo vertelt Patrick dat hij als jochie van 7 à 8 jaar op pad werd gestuurd met een bedrag van fl. 100.000,-, om naar het postkantoor te brengen en te storten. Filiaalhouder Severijns telde dan het geld, dat bedoeld was voor meelleverancier Meneba. Nogmaals, over eventuele gevolgen werd niet nagedacht, maar het was ook geen naïviteit. Het had gewoon te maken met de toenmalige tijdsgeest en natuurlijk met het feit dat er doorgewerkt moest worden en geen tijd was om een uurtje te wachten op het postkantoor, totdat het geld geteld was. Blijkbaar gold toen ook al ‘Time is money’. Natuurlijk was Rie bij elke bakker in de omgeving bekend, maar andersom natuurlijk ook. Zo vertelt Maurice een anekdote over Arno Custers, destijds nog vrijgezel. Arno had verkering met een meisje uit Gronsveld. Bakker Jacobs, aldaar, was door de familie van Arno’s toekomstige vrouw gevraagd het een en ander te weten te komen over Arno en vroeg pa het hemd van het lijf. Toen Rie zei dat Arno ‘nne gooie waor’ was daarmee de kous af. Arno werd geaccepteerd in de familie in Gronsveld. Later trouwde hij met zijn Marieke.
Een andere leuke anekdote: Door een klant van Rie, bakker Overhof uit Heugem, is de beeltenis van de bok van de Ambyse CV de Sjlaaibök ontstaan. Hij was oud-Indiëganger en zijn legeronderdeel had als symbool een bok. Toen Rie dit zag, gaf hij het als voorbeeld aan Bèr Wintjens, een edelsmid die in zijn vrije tijd lid was van de Raad van Elf van CV De Sjlaaibök. Bèr was de vader van ex-prins Ed d’n Iersjte en grootvader van kapper Roger en Peggy Wintjens. Deze edelsmid Wintjens maakte toen de bok, die tot vandaag nog steeds het symbool is van CV De Sjaailbök! Mooi toch?
Tot 1995 kwam het regelmatig voor dat de Maas overstroomde en de Maasdorpen Borgharen en Itteren onder water stonden. Desondanks moesten de bakkers toch bevoorraad worden en ook enkele boeren van deze dorpen leverden het graan aan de meule. Dus werd er gereden met de vrachtwagen richting Borgharen en daar verder het dorp in. Voorop reed een tractor, die hun langs gevaarlijke obstakels loodste. Door het hoge water was er namelijk geen weg meer te bekennen. Een bijna jaarlijks terugkomend fenomeen, dat hilarische verhalen opleverde!
In de Tweede Wereldoorlog werd natuurlijk ook gemalen. De Duitsers hadden de landerijen van de boeren in de buurt geïnventariseerd en opgenomen in een soort kadasteroverzicht en zij hadden ruim berekend dat zoveel hectare grondgebied een parallel lopende hoeveelheid graan moest opleveren, dat natuurlijk weer in relatie stond met een bepaalde hoeveelheid meel. Natuurlijk berekende de bezetter dit in eigen voordeel en moest opa Limpens maar hopen dat een en ander binnen de door de Duitsers gesteld marge bleef. Werd er te veel afgeweken van de voorgestelde norm, dan werd je verblijd met een bezoek van de administratie. Eén enkele keer mocht wel afgeweken worden, maar niet te vaak, want dan was je de boel aan het besodemieteren volgens de bezetter. Toch wist opa Limpens nog clandestien graan te malen voor de mensen die graan gingen ‘zeumeren’. Zeumeren is het vergaren van het gevallen, gemorste, graan, dat achterbleef op de velden na het oogsten van het graan. Dat vergaarde graan werd bijvoorbeeld verstopt in een kinderwagen en zo tot bij “de Lump” gebracht. Gevaarlijk werk natuurlijk, maar iedereen probeerde zo goed mogelijk door de oorlogsjaren heen te komen.
De transformatie van de zaak
Eind jaren ‘60 breidde Rie de zaak uit met zaad- en dierbenodigdheden. Wel werd er naast de meelhandel al veevoer aan sommige klanten geleverd, maar nu begon hij serieus een winkel in deze benodigdheden. In die jaren waren er, ook in Amby en omstreken, nog vele duivenliefhebbers en de mensen hadden thuis nog kippen, konijnen of een volière met (kanarie)pieten. Een nieuwe klantenkring vond zo ook de weg naar Rie, die hen altijd met goede raad of met een mopje te woord stond. Op de vraag waarom hij deze uitbreiding van de zaak destijds nog begon, zijn Maurice en Patrick beiden zeer duidelijk: “Het zelf malen van het meel viel weg en er was dus tijd over. En die tijd kon weer benut worden met het uitbaten van deze nieuwe handel.” Nieuwe handel werd ook gevonden in het exploiteren van een benzinepomp voor de deur.
Italiaanse oldtimers
Tot midden jaren ‘90 heeft de zaak bestaan. Daarna werd het een mooie showroom, met werkruimte, voor de prachtige Italiaanse oldtimers van Maurice, die nog altijd zijn beroep als zelfstandig garagehouder uitoefent onder de naam Limpens L.T.C. Racing Maastricht. Bij Maurice is het Italië-boven, want het is een zeldzaamheid dat er auto’s of motoren van buiten Italië het terrein van de voormalige meule betreden. Er staan erg veel Ducati motoren, Moto Guzzi’s en Alfa-Romeo’s. Afgaande op de passie waarmee Maurice praat over de bolides, zou hier trouwens een apart verhaal aan besteed kunnen worden.
Afscheid van Rie en zijn vrouw
Rie en zijn echtgenote verhuisden en vertrokken uiteindelijk naar Lanaken, net over de grens. Rie, die door het vele slepen met de meelzakken een totaal versleten rug had, mocht toch nog 90 jaar worden. Hij overleed 25 november 2013, nadat zijn echtgenote 2 maanden eerder was gestorven op 20 september 2013.
De nalatenschap van "De Meule"
Hoewel de molen al lang niet meer in bedrijf is, blijft de familiegeschiedenis van de ‘Limpens’ levendig in de verhalen die generaties hebben doorgegeven. Van het zware werk en de bijzondere klanten, tot de innovatie van de eerste elektrische molen in Nederland, de geschiedenis van "De Meule" blijft een rijk en waardevol deel van het lokale erfgoed van Amby en omgeving.
Korte tijd na het afnemen van dit interview is Patrick Limpens helaas overleden. In overleg met de familie is besloten, dit artikel toch te plaatsen.
Bronnen, noten en/of referenties
Tekst:
Foto’s:
|