Pastoor Vlecken (1684-1714) en zijn strijd tegen de ketters
.
In 1684 werd Petrus Vlecken pastoor in ons mooie Amby. Het was geen gemakkelijke tijd om pastoor te zijn. Enerzijds vanwege de elkaar opvolgende oorlogen waar deze regio niks mee te maken had maar wel ongevraagd het strijdtoneel van werd, zoals de Spaanse successieoorlog. Maar een grotere belemmering was het feit dat Amby sinds 1661 onder Staatsbewind stond, als Generaliteitsland van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dat hield in dat ook Amby zich moest houden aan de regels die ‘Holland’ oplegde, zoals het afzweren van de katholieke godsdienst. Enkel het calvinistische geloof werd toegestaan. Pastoors en andere kerkelijken moesten wijken; zij waren hun leven niet veilig. Later, na 1678, werd het beleid ten aanzien van de katholieken iets versoepeld maar het bleef niet makkelijk voor de katholieke kerk om te overleven. Pastoor Vlecken bedacht daarom een list om de strenge regels van de ketters (gereformeerden) te omzeilen. Zijn plan deelde hij met een club vertrouwelingen waaronder zelfs een bestuurder van de Landen van Overmaas die geacht werd de staatse belangen te behartigen.
Vervolging van het katholieke geloof
Om de situatie beter te begrijpen nemen we je even mee in onze ‘vaderlandse’ geschiedenis. Vanaf circa 1560 kwam het protestantisme op in de Nederlanden. Een aantal met name hooggeplaatste en geleerde personen waren de misstanden in de katholieke kerk meer dan moe. Ze bekeken met een frisse blik de bijbel en de kerkelijke organisatie en besloten dat het anders moest. Het protestantisme was geboren en ontwikkelde zich razendsnel. Er ontstonden ook allerlei ‘splintergroeperingen’, zoals de wederdopers en de lutheranen. In die tijd waren de Nederlanden in handen van de Spaanse koning Karel V, later zijn zoon Filips II. De Spanjaarden waren streng katholiek en niet van zins een ander geloof te tolereren binnen de landsgrenzen. Dit leidde tot een opstand van de protestanten, de 80-jarige oorlog, die in 1648 eindigde met de Vrede van Münster. In dit vredesverdrag tussen de kersverse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje werd besloten wat er gedaan moest worden met de Landen van Overmaas, waar Amby deel van uitmaakte. Vanwege hun geïsoleerde ligging (Zuid-Limburg was toen een lappendeken van verschillende landen en heerlijkheden) werden ze betiteld als Generaliteitslanden. Een soort ‘interne kolonie’. Voortaan bepaalde de Staten-Generaal wat er in onze contreien gebeurde.
Er lag nu weliswaar een verdrag tussen Spanje en de Republiek, maar beiden maakten, al dan niet met geweld, aanspraak op de Landen van Overmaas. Een lange, moeilijke tijd brak aan waarbij de inwoners het zwaar te verduren hadden. In 1661 werd dan toch het zogenaamde “partagetractaat” getekend. De landen van Overmaas werden verdeeld tussen de twee kemphanen. Het toch al zo versnipperde Zuid-Limburg werd nu helemaal een lappendeken. Amby werd definitief ‘staats’ en diende zich ook zo te gedragen. De katholieke kerk werd streng verboden, bezittingen van de katholieke kerk werden in beslag genomen - zoals pastorieën, kerken en kloosters - en pastoors en kloosterlingen, soms zelfs burgers die katholiek waren werd het leven zuur gemaakt. Voortaan moest iedereen die wilde trouwen dit doen voor de gereformeerde kerk en ook onderwijs was gereformeerd. Uiteraard gold ook voor de lokale bestuurders en schoolmeesters dat zij het ‘ware’ staatse geloof moesten aanhangen.
1669: Vloeken in de kerk, de dominee op de preekstoel
Ten onrechte wordt vaak gedacht dat het nieuwe geloof alleen in West- en Noord-Nederland voet aan de grond kreeg. Maar dat klopt niet. In veel steden in het huidige Vlaanderen maar ook in een stad als Maastricht waren veel aanhangers te vinden. Op het platteland was de aanhang wat minder, maar Amby was hierop een uitzondering. Zo werd in de kerk van Amby in 1669 “alle sondaegen des nae-middags door den predikant van Meerssen gepredickt". Blijkbaar waren er genoeg volgelingen in ons dorp, of uit de directe omgeving, om wekelijks te prediken! Je leest het goed: er werd gepredikt vanuit de kerk (lees: rooms-katholieke kerk) door de dominee. Dat klinkt vreemd, maar heeft ermee te maken dat de rooms-katholieke kerk al haar bezit had verloren.
1673-1678 Franse wind
In 1673 verklaarde de Franse Republiek de oorlog aan onze Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De impact hiervan was groot op de Ambynezen. Er volgde namelijk een beleg van Maastricht. Plunderende soldaten, inkwartieringen, etc. waren (weer) aan de orde van de dag. Naast Maastricht werd ook het stadje Valkenburg ingenomen, waardoor de Fransen zich heer en meester voelden over Maastricht maar ook over de hele omgeving. Vijf jaar lang waren de Fransen hier de baas. Behalve de trammelant die de legertroepen met zich meebracht, brachten de Fransen ook iets positiefs. De gereformeerde godsdienst werd verboden en de kerken en kloosters kwamen weer in handen van de katholieken. Al met al was de overgrote meerderheid van de bevolking katholiek gebleven. De protestanten die er waren, waren met de komst van de Fransen op de vlucht geslagen. Al snel keerden ondergedoken pastoors en priesters terug naar hun vertrouwde kerk.
1678-1795 Gedoogbeleid
Nadat de Fransen verdreven waren in 1678 werd Amby weer staats, maar niet zoals vanouds. De Fransen hadden in het vredesverdrag bedongen dat er meer ruimte kwam voor de katholieken om hun geloof uit te oefenen. Dit resulteerde in een unieke situatie, het simultaneum: het katholieke geloof werd gedoogd naast de gereformeerde godsdienst. Plaatsen met maar één kerk, zoals Amby, moesten simpelweg de kerk delen. Dit leidde tot veel verzet. Katholieke versieringen en beelden mochten niet zichtbaar zijn tijdens de gereformeerde dienst en predikanten werden tegengewerkt doordat nukkige pastoors de kerksleutel niet wilden afstaan. Hoewel de rooms-katholieke kerk weer werd gedoogd werden verder alle regels van voor de Franse bezetting heringevoerd. Dat hield onder meer in dat alle ‘geestelijke goederen’ wéér in beslag werden genomen door de Staten Generaal.
De pastoor van Hulsberg beschrijft de impact hiervan: Eerst de plundering van het dorp door Franse troepen in 1672, vervolgens het kostbaar herstel van de kerk waarvan de protestanten alle beeltenissen in de voorbijgegane jaren hadden vernield en tot slot tot de inval van de Hollanders in 1678 met als dieptepunt het openbaar verpachten van kerk én pastorie. Het gevolg was dat de gereformeerde predikant in de pastorie kwam te wonen en deze helemaal uitwoonde, zo klaagde de pastoor.
Pastoor Vlecken, niet voor een gat te vangen
In dezelfde periode was pastoor Vlecken pastoor van Amby. Toen hij pastoor werd was er niet veel meer over van de kerk of aanhorige goederen. De kerk had tijdens het beleg van Maastricht in 1632 zwaar geleden en tijdens het staatse bewind was de kerk ‘gezuiverd’ van alles dat naar het katholieke geloof verwees. Dus ook geen pastorie en grondbezit met bijbehorende inkomsten van bijvoorbeeld tienden (een belastingsysteem dat werd geheven op de opbrengst) of pachtinkomsten. Alle inkomsten van de kerk gingen rechtstreeks naar de Staten-Generaal in Brussel. Vlecken was gelukkig vermogend genoeg om zelf een pastorie te bouwen. Doordat hij deze zelf gebouwd had was het zijn persoonlijk eigendom en niet van de kerk. Hierdoor kon hij verhinderen dat de overheid dit pand confisqueerde. Maar hiermee waren zijn zorgen nog niet weg. Hoe kon hij zijn huis overdragen aan toekomstige pastoors, zonder dat het alsnog als pastorie werd bestempeld?
Een bondje met de jonkheer
Wiens idee het was is onbekend maar de oplossing was zeker sluw te noemen. De pastoor schonk de kerk op papier aan jonkheer Johan Rave, eigenaar van het ridderlijk kasteel Ravenhof te Amby. Het was gebruikelijk om schenkingen van onroerend goed in een akte op te stellen, welke weer werd overgedragen aan de gereformeerde schepenbank (soort gemeentebestuur). Het lokaal bestuur kreeg dus hoe dan ook de akte onder ogen waarin hij zijn huis zou schenken aan de jonkheer. Vlecken kon hierin dus niet benoemen dat hij graag wilde dat zijn woning voorbestemd was voor de toekomstige pastoors van Amby. Dat zou direct opvallen met onteigening van zijn huis tot gevolg. In plaats daarvan verzamelde hij een groepje vertrouwelingen om zich heen, de heer Sampson, de heer van Brienen (eigenaar van kasteel Geusselt) en de pastoors van Bunde en van Berg. Of ze bijeenkwamen in de woning van Vlecken of misschien wel in de ridderzaal van kasteel Ravenhof, wie zal het zeggen? In ieder geval werd er achter gesloten deuren en ramen, in bijzijn van betrouwbare getuigen, tussen jonker Rave en pastor Vlecken mondeling overeengekomen dat het huis te allen tijde diende voor het huisvesten van toekomstige pastoors. Opmerkelijk hierbij is dat Jonker Rave vanwege zijn adellijke achtergrond deel uitmaakte van het landsbestuur van de Landen van Overmaas. Door zich in te laten met dit soort ‘bondjes’ met de bedoeling om de Staatse regels te omzeilen, zette hij zijn eigen positie en geloofwaardigheid op het spel. Een riskante onderneming. Rave was echter zelf katholiek en zal het beste voor hebben gehad met zijn dorpsgenoten, eigen kerk en pastoor. Vanwege zijn adellijke titel nam hij min of meer verplicht deel aan het gereformeerde landsbestuur van de Landen van Overmaas. Dit was eerder een vloek dan een zegen, omdat toch alles bepaald werd door de Staten-Generaal. De betrokkenheid van jonker Rave hierin kunnen we dan ook beschouwen als een daad van verzet tegen het bewind.
De bisschop op bezoek
Misschien vraag je je af hoe we dit nu nog weten als het alleen mondeling werd overeengekomen? In 1722 en 1725 bezocht de bisschop de verschillende parochies en werd aan de pastoors een aantal vragen voorgelegd. Eén van die vragen had betrekking op de huisvesting van de pastoor. De toenmalige pastoor verklaarde in die beide jaren dat de pastorie was geschonken aan Rave en dat er mondelinge afspraken waren gemaakt om te voorkomen dat de staatsen het pand zouden afnemen. In die jaren was het nog steeds riskant om dit op papier te zetten, maar de zogenaamde ‘visitatieverslagen’ van het bisdom waren voor eigen gebruik en zeker niet bedoeld om te delen met de overheid. Er werden wel meer ‘gevoeligheden’ in opgeschreven, bijvoorbeeld over het functioneren van de pastoors. Niet zelden staat er dat de pastoor ‘verslaafd was aan de brandewijn’….
Hoe het afliep met de woning van pastoor Vlecken
Nadat het pand werd nagelaten aan jonker Rave is het op een gegeven moment in eigendom van pastoor Roijen gekomen. Vlecken was in 1714 gestorven waarna Roijen hem in 1715 opvolgde. In 1732 zien we voor het eerst dat het pand op naam staat van deze pastoor. Blijkbaar was het toch mogelijk voor de pastoor om het pand op persoonlijke titel te verwerven. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw was de woning eigendom van de kerkelijke gemeente. De angst voor onteigening was toen niet meer zo groot. De kerk bleef eigenaar totdat in de jaren 1960 de nieuwe pastorie aan de Severenstraat gereed kwam en de oude pastorie aan de Ambyerstraat Zuid, rond 1700 gebouwd door oud pastoor Vlecken, rijp werd geacht voor de sloophamer.
Afbraak van de oude tuinmuur van de pastorie in de jaren 1950. Het begin van de ontmanteling van de oude pastorie
Bronnen, noten en/of referenties
Foto's en afbeeldingen:
|