Difterie epidemie in 1892/1893

Uit Amiepedia
(Doorverwezen vanaf Petrus Hubertus Wintjens)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

In 2020 gaat Nederland gebukt onder een epidemie, Corona. Vroeger kwamen epidemieën veel vaker voor, vanwege slechtere hygiëne en inbrekende kennis en kunde. Zoals de difterie epidemie in 1892/1893. Al in het jaar 400 voor christus beschreef Hippocrates difterie, een bacteriële ziekte die voor ademhalings- en slikproblemen zorgde. Lange tijd was difterie één van de belangrijkste doodsoorzaken bij jonge kinderen. Maar het was pas in 1890 dat Emil von Behrung een serum ontdekte. In de winter van 1892/1893 was de ziekte nog lang niet verslagen en werd Maastricht en omgeving getroffen door een difterie-epidemie.

Barre leefomstandigheden

Eind 19e eeuw was de binnenstad van Maastricht simpelweg overbevolkt. Vele oude huizen in de stad waren getransformeerd tot woonkazernes. Nieuwe stadsuitbreidingen moesten nog plaatsvinden en de arbeider had nog nooit van een vakbond gehoord die voor hen op zou komen. Kortom, de leefomstandigheden van de gemiddelde Maastrichtenaar waren bedroevend. Het is dan ook niet vreemd dat ziektes die veroorzaakt werden door bacteriën floreerden op plekken waar het niet ongebruikelijk was dat twee gezinnen één kamer deelde.

De difterie grijpt om zich heen

In het najaar van 1892 begon de ziekte binnen de stadsmuren de kop op te steken. Op 28 oktober verklaarde de ‘geneesheer’ de ziekte als ‘’heerschend’’. Zoals gezegd leden vooral jonge kinderen aan de ziekte. Er doken in de krant getallen op van 300 dodelijke slachtoffers, alleen al in Maastricht. Inwoners van de stad die difterie onder de leden hadden werden verpleegd ‘’Op Klevarie” (Ziekenhuis Calvariënberg). Het ziekenhuis dat net een uitbreiding (1890) achter de rug had puilde al snel uit.

Vier verpleegzusters in het laburatorium van Gasthuis Calvariënberg in 1895 (bron RHCL)

Geneesheer-chirurg Van Kleef en de zusters Onder de Bogen

In 1881 werd Lambert van Kleef aangesteld als geneesheer-chirurg van ziekenhuis Calvariënberg. Hij trof een verouderd systeem aan. Het personeel bestond uit kloosterzusters Onder de Bogen, die goed werk verrichtten maar niet opgeleid waren en al snel in hun zedelijk gevoel waren aangetast, bijvoorbeeld bij het zien van een naakte kleuter of complexe bevalling. Het was voor Van Kleef duidelijk dat het ziekenhuis een frisse wind nodig had. Hij voerde dan ook snel een reorganisatie door en liet het ziekenhuis flink uitbreiden. Hij kwam op voor de armen en zorgde ervoor dat ook deze sociale klasse een eigen polikliniek kreeg. Weerstand ging hij niet uit de weg. Bovendien had Van Kleef een uitgebreide interesse in o.a. röntgen, narcose én epidemieën. Calvariënberg, en eigenlijk heel Maastricht, was uitermate gebaat bij de inspanningen van deze man. Maar ook deze man kon ondanks zijn inspanningen de difterie niet stoppen.

Van Kleef met collega artsen in het lab in 1895 (bron RHCL)

Maatregelen tegen de ziekte

Net als nu in de coronacrisis nam de overheid maatregelen om verspreiding van deze ‘’krankheid’’ tegen te gaan. Zoals genoemd moesten huizen gemarkeerd worden. Zo werden scholen in Maastricht gesloten en in 1893 werd carnaval afgelast. Op een zeker moment kwam het besef dat de ziekte zich snel verspreide via de transportmiddelen waarmee zieken vervoerd werden naar het ziekenhuis. Dit waren vaak karren van inwoners van de stad. Het zal ongetwijfeld een idee van Van Kleef zijn geweest om zieken met één en hetzelfde vervoersmiddel te vervoeren. Ook werd een noveen gehouden, een reeks van 9 dagen dat men tot God bidt, in de Sint Servaaskerk die tot de nok toe vol gelovigen zat. Het borstbeeld van St. Servatius en de Noodkist werden tentoongesteld in de hoop dat dit zou helpen. De vraag is echter of al die mensen samen in de kerk elkaar niet besmetten…

Geen kruisje op de deur…

De difterie bestrijden ging moeizaam. Dit kwam mede doordat besmette woningen niet gemarkeerd werden met een briefje zodat nietsvermoedende buren, vrienden en familie binnen kwamen lopen en blootgesteld werden aan de ziekte. Het markeren van een besmette woning via een briefje met een kruisje was verplicht. De reden waarom de huizen niet gemarkeerd werden is onduidelijk. Veel arbeidersvolk zal in eerste instantie niet op de hoogte zijn geweest van de ziekte en de maatregelen. Maar ook schaamte en een angst om verstoten te worden zullen meegespeeld hebben. Overigens klaagden artsen dat ze niet bevoegd waren om boetes uit te delen aan mensen die hun huis niet markeerden. Blijkbaar liet de lokale overheid hierin steken vallen…

In een dichtbevolkte arbeidersstad als Maastricht waren veel slachtoffertjes te betreuren (Delpher)

Impact voor Amby

Hoewel heel Zuid-Limburg beheerst werd door de epidemie, werden de steden het hardst getroffen. Amby had er relatief weinig last van. Totdat in januari de situatie in de stad zo nijpend werd dat mensen hun kinderen naar dorpen rondom Maastricht zonden, naar familie of kennissen, in de hoop dat ze daar niet besmet zouden raken. Een begrijpelijke reactie vanuit de Maastrichtenaar maar een zorgelijke ontwikkeling voor de dorpelingen, want brachten die kinderen de ziekte mee? Misschien was deze angst niet onterecht. In Limmel liep de situatie uit de hand. Op 17 januari werd bekend gemaakt dat op een bevolking van enkele honderden mensen ongeveer 30 kinderen bezweken waren. Een vreselijk aantal. De epidemie lijkt de mensen niet onaangeroerd te laten. De kasteelheer van Severen, dhr. Stevens, heeft uit barmhartigheid een treinwagon steenkool uitgedeeld aan de armen in Amby, als hart onder de riem. Ook de armbesturen van de kerk en gemeente delen brood, dekens en kleren uit.

Gelukkig komen in tijden van nood mensen in actie om te helpen. Zoals de kasteelheer van huize Severen (Delpher)

Op 24 januari werd door de inspecteur van het geneeskundig Staatstoezicht drie difteriepatiënten geconstateerd in Amby: twee kinderen en een volwassene. Eén kind was reeds overleden. De school was op bevel van de burgemeester gesloten en er werden ‘andere maatregelen’ genomen. In deze periode nam de epidemie in Maastricht af, maar leek zich verplaatst te hebben naar de oostkant van de stad. Met name Wijck kreeg het in januari 1893 nog zwaar te verduren. Tot in 1894 kwamen nog meldingen van difterie uit Limburg. In Amby lijkt het dan al achter de rug te zijn. Een nieuw vaccin werd in 1894 steeds meer toegepast, met succes.

In Amby viel het aantal slachtoffers mee, maar nog altijd te veel (Delpher)
Veel kinderen werden buiten de stad ondergebracht, in de hoop dat ze niet getroffen zouden worden door de ziekte (Delpher)

Slachtoffertjes in Amby

Uiteindelijk viel de epidemie in Amby mee, naar alle waarschijnlijkheid (op basis van gegevens uit de burgelijke stand) bleef het bij twee doden. Hoewel de epidemie in de kiem was gesmoord, was dit zeer triest was voor de getroffen gezinnen.

Het betrof:

Willem Hubertus Swelsen + 20-1-1893, vijf jaar oud, zoon van Sebastiaan Swelsen, dagloner en schaapsherder en Anna Gertrudis Delbouille. Hij was het tiende en jongste kind. Zijn oudste zus was reeds eerder overleden. Zij woonden aan de Steegstraat 129 , ook wel het Tulpenstraatje genoemd.

Petrus Hubertus Wintjens + 23-1-1893, drie jaar oud, zoon van Joannes Wilhelmus Wintjens, dagloner/dienstknecht en Maria Paulina Linden. Hij was het tweede kind uit een gezin van acht. Zij woonden in de boerderij aan de Dorpsstraat gelegen naast de witte boerderij waar nu het gelijknamige pleintje is.

Vanaf 1894 werd een vaccin tegen difterie grootschalig toegepast (Delpher)

Zie ook

Voor meer informatie over besmettelijke ziekten: