Robert Franquinet

Uit Amiepedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Robert Franquinet (1915-1979)
abstract olieverfschilderij 1970

De vooroorlogse samenleving in Amby bestond voornamelijk uit boeren en werkvolk, met in de marge een schoolmeester, pastoor en dokter zoals in feite in elk Limburgs dorp het geval was. Toch waren er enkele individuen die afweken van de norm, die anders waren en andere keuzes maakten dan hun dorpsgenoten. Al was het maar omdat hun afkomst en financiële positie ruimte bood om hun hart te volgen. Eén van deze Ambynezen is Robert Franquinet. Een artistiekeling die zijn eigen weg koos.

Wie was Robert Franquinet?

Robert was een schilder, tekenaar, journalist, schrijver, dichter en verzetsstrijder. Hij is geboren in Amby in 1915, maar tijdens zijn verdere leven woonde en werkte hij onder andere in Parijs. Hij trouwt in 1941 met Yvonne Albertine Bleyfuesz waarmee hij drie kinderen kreeg. In 1979 overleed hij te Maastricht. Hij liet een uitgebreid oeuvre van boeken en dichtbundels na. Robert was temperamentvol en soms onredelijk. De Veritas (dit was een katholiek nieuwsblad uit Maastricht) beschrijft hem als verwaand, iemand die gewend is zijn zin te krijgen, maar ook iemand met berouw van zijn daden. “Een vat buskruit dat zelf het hardst schrikt als het ontploft”.

De familie Franquinet – Tielens in 1922 (twee jaar na hun vertrek uit Amby). In het midden zittend op de grond de 7-jarige Robert.

Gegoede afkomst

Robert groeide op als vierde kind in een gezin van zes . Hij is geboren als Robert Marie Philomain Joseph op 5 juni 1915. Hij groeide op het herengoed van de Hagenhof op. Daar woonde hij tot 1920 met zijn ouders , toen het gezin verhuisde naar Smeermaas. Zijn vader was William Franquinet en zijn moeder Clementina Tielens. Vader was majoor in de vrijwillige Landstormkorps-motordienst en Nederlands vice-consul te Hasselt (België). Daarnaast was hij in de crisistijd ambtenaar bij de Landbouw Crisis Organisatie. In zijn vrije tijd bekleedde vader Franquinet de functie van secretaris van de Culturele Raad van Limburg, maar was ook lid van de Raad van Elf van de Roermondse carnavalsvereniging. Vader Franquinet stamde uit een familie van graan- en meelhandelaren. Zij bezaten de graanmolen op het Antoniuseiland te Maastricht. Grootvader Franquinet was zelfs kantonrechter. Moeder Tielens was een telg van de familie Tielens-Corten die eigenaar was van de papierfabriek in Meerssen.

Robert Franquinet in 1936
Voorblad van de Schalmei
Pers-communiqué van de redactie aan de leden

Het begin van zijn carrière

De carrière van Robert begon in de crisisjaren in de dertiger jaren. In 1933 geeft hij zijn eerste werk uit, “Het vroege uur” genaamd. Dan blijft het stil tot 1938. Vanaf dat jaar komt regelmatig nieuw werk van hem op de markt. Blijkbaar vindt hij het katholieke zuiden ondervertegenwoordigd in de Nederlandse culturele sector. In 1937 stelt hij een bloemlezing samen van werken van jong katholieke dichters. Een jaar later richtte hij het Cultureel maandblad voor het Zuiden op, “Schalmei”, samen met Paul Haimon (die net over de grens in Rothem woonde aan de Ambyerweg), llja Destinow, Jehan Kuypers, Jan Hul en René Smeets. Dit maandblad was erop gericht de eigenheid, de volksaard, te behouden en te voorkomen dat afgezakt werd tot de “‘cliché-cultuur’”. Dit alles vanuit een katholieke inslag beschouwd. Frappant is dat er slechts één uitgave is verschenen van het blad. Alle leden kregen al snel een schrijven in de bus waarin werd aangegeven dat het blad op een andere manier verder zou gaan. Het is onbekend of dit ook gebeurd is. Waarschijnlijk is het blad een vroege dood gestorven…

Zwarte oorlogsdagen

De oorlog wierp een schaduw over de carrière en het leven van Robert. Franquinet werkte mee aan “Overtocht”, een communicatiemiddel voor kunst en wetenschap te Maastricht. Dit was een in de oorlogsjaren illegale uitgave. Daarnaast hielp hij de halfjoodse ir. Willy Leek met zijn onderduiken. Hiervoor werd hij op 11 november 1942 samen met zijn neef Edgar Groutars gearresteerd. Ze werden opgesloten in Polizeigefängnis Haaren, een dependance van het “Oranjehotel” Scheveningen, in het grootseminarie te Haaren. Daar was ook het bekende gijzelaarskamp in ondergebracht. Op 22 oktober 1943 worden hij en zijn neef vrijgelaten. Later zal hij ervaringen van zijn verblijf in Haaren verwerken in de roman Drijfzand (1977), ook schrijft hij in “een kerstverhaal” over de ervaringen in het gevang, die traumatisch en voor veel van zijn medegevangenen zonder goede afloop waren.


Een citaat uit zijn werk “Drijfzand”: De politie arresteert me. Ik word in een donker hok van cement opgesloten, waarin ik niet recht kan staan. De vloer met grote gaten loopt schuin af. Geen vorm doemt uit het donker op. De gedwongen positie met gebogen rug put me uit na twaalf uren. Maar ik blijf staan. In de nabijheid hoor ik gekrijs. Ik zeg tot mezelf: Dat is een grammofoonplaat. Mijn buik zakt. Mijn ingewanden lijken te scheuren. Ik doe mijn broek af en poep zenuwachtig in mijn hoed. Maar ik blijf staan. Staan is een obsessie. Een overwinning. Staan totdat ik het bewustzijn verlies. Maar ik verlies het niet. Het lichaam is als een erectie in de leegte. Samengebalde kracht en onwetendheid. De verdoving begint al te nestelen in mijn ledematen. Boven mijn ogen flitst een verblindende reflector aan. De deurgrendels knarsen. Een man rafelt een zin af, waaruit ik begrijp dat ik deel genomen heb aan een actie ten gunste van de “vijand”. Dat is natuurlijk onzin, maar ik krijg geen tijd om over die sinistere grap na te denken. Een zware slag met een stalen cilinder doet mijn kraakbeen barsten. Mijn hoofd buigt automatisch en de tweede slag komt terecht tegen de basis van mijn schedel. Mijn hoofd trekt naar achteren door het plotse krampen van mijn nekspieren en de derde slag wordt op het strottenhoofd geplaatst. Ik zak door mijn knieën met het gezicht in de uitwerpselen. De deur slaat weer dicht. Even later slepen een paar mannen me een commandowagen in en rijden me naar een gevangenis. Daar beginnen de nekslagen weer. Half bewusteloos houd ik me staande, met het gelaat tegen een gekalkte muur. Mijn neus pist bloed en slijm op een plaats waar al een dikke laag donkerrood bloed zit vastgeplakt. Hier en daar maakt snot er een schilderij van dat op een schilderij van Dubuffet lijkt.

Robert was scherp van leer en publiceerde hier menigmaal over.

Robert had gruwelijke dingen meegemaakt in de tijd dat hij vast zat in de oorlog. Na afloop van de oorlog stak hij zijn afkeer tegen hen die geheuld hadden met de Duitsers, of hier niets tegen gedaan hadden, niet onder stoelen en banken. Dit maakte dat hij het zichzelf soms moeilijk maakte. Zo werd hij eind april/begin mei 1945 ontslagen bij het Parool waar hij na de oorlog werkzaam was. Dit nadat hij dirigent Hein Jordans (door Franquinet consequent 'Heinz' genoemd) onterecht van collaboratie had beschuldigd.

Gedeelte van een beschouwing van verzen gepubliceerd in oorlogstijd waaronder een beschrijving van het karakter van Franquinet.

Zijn verdere carrière

Na 1956 publiceerde hij vooral proza. Ook was hij actief als beeldend kunstenaar. Hij was jarenlang woonachtig in Frankrijk, waar hij werkte voor diverse culturele diensten. In de jaren zeventig keerde hij terug naar Limburg, waar hij kunstredacteur bij het Limburgs Dagblad werd. In 1964 vond de Amerikaanse kunstbeurs The 1964 Pittsburgh International Exhibition of Contemporary Painting and Sculpture plaats. De Nederlandse deelnemers waren Karel Appel, Gerrit Brenner, Corneille, Reinder Juurt Draijer, Robert Franquinet, Lucebert, Friso ten Holt, Bram van Velde, Jaap Wagemaker en Co Westerik. De Belgen die aldaar exposeerden waren Pierre Alechinsky, Jan Burssens, Pierre Caille, Paul Delvaux, Roel D'Haese, Octave Landuyt, Rene Magritte, Pol Mara, Marc Mendelson, Raoul Ubac, Jef Verheyen, Pierre Vlerick en Maurice Wyckaert.

Olieverfschilderij Mouvement Lapidaire uit 1959

Zijn oeuvre

Titel literair werk Jaar van uitgifte
Het vroege uur 1933
In memoriam Maurice Ravel 1938
Passieboek van Limburgsche Letterkundigen 1938
Andrianoer en Fatima’s heimwee 1939
Ghislaine la Bruyère en ik 1939
Een najaar 1944
Charaksis 1946
De anarchie der ontdekkingstochten. Manifest ter verdediging van de werkelijkheid in de beeldende kunst 1949
Spiegelgruis 1949
Mijn hart zal niet vrezen 1951
Marat, de marskramer 1952
Figuratief overschot 1953
De vogelaar 1956
Onvoltooid overspel 1956
Picasso, ongenadig oog in de tijd 1960
Uitdagend spel 1967
Drijfzand 1977

Trivia

• Klik hier voor het volledige werk “Drijfzand” https://www.dbnl.org/tekst/fran024drij01_01/fran024drij01_01_0001.php

• De familie Franquinet woonde op de Hagenhof

Bronvermelding