Bronnen bij 't Pötsje

Uit Amiepedia
Versie door Chris van den Ende (overleg | bijdragen) op 13 jun 2025 om 19:27 (link hersteld)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Als je vanwege ziekte of ouderdom niet meer thuis kunt wonen, kun je tijdelijk of blijvend verhuizen naar woonzorgcentrum De Zeven Bronnen. Het gebouw aan de Lovendaalhoeve is gemakkelijk herkenbaar aan de steensculptuur die voor de hoofdingang staat. De beeldhouwer heeft het kunstwerk de naam Stenen Bronnen gegeven en verwijst daarmee naar waterbronnen die in het verleden in Amby aanwezig waren. De naam “De Zeven Bronnen” verwijst naar de aanwezigheid van zeven bronnen die in een ver verleden in de directe omgeving aanwezig zouden zijn geweest. Waren het er zeven en waar waren die bronnen? Over het woonzorgcentrum, het kunstwerk en de vroegere bronnen zijn afzonderlijke artikelen geschreven. Dit artikel gaat over de bronnen in Amby, specifiek over de bronnen bij 't Pötsje. Naast dit artikel zijn er nog twee artikelen over de bronnen in Amby geschreven, te weten “Bronnen bij de Heukelstraat” en “Bron in het landgoed Severen”.

Jacques Dassen, Ambyerstraat Noord 194. Herinneringen omstreeks 1950

De familie Dassen had een boerenbedrijf en woonde in het pand Ambyerstraat Noord 194, tegenover de (niet meer bestaande) Gieskensputweg, beter bekend als ’t Pötsje.

1953. Gieskensputweg ('t Pötsje).
2025. Groen: de niet meer bestaande Gieskensputweg ('t Pötsje).

Omstreeks 1950, Jacques Dassen was een jaar of 10, was ’t Pötsje een goed begaanbare grindweg met links en rechts daarvan alleen maar velden en weilanden; geen bebouwing. Nadat je de weg een poosje gevolgd had (ergens in de buurt van de gemeentegrens Amby/ Meerssen) kwam je in het veld rechts van de weg een bron tegen. Het water kwam er spontaan uit de grond geborreld, soms in de vorm van een halve bol. Het water liep onder de weg door. Vaak stonden bij die plek woonwagens van zigeuners want het was een ideale plek om daar de was te doen met gratis water. Als klein kereltje werd het Jacques verboden om er heen te gaan omdat er honden losliepen.

Hub Slangen, Kruisdonk 47. Herinneringen omstreeks 1955

Hub Slangen is geboren en getogen in Kruisdonk 47, vlakbij het aansluitpunt van ’t Pötsje op Mariënwaard/ Kruisdonk (het verlengde van de Meerssenerweg). Zijn ouders hadden aan de noordkant van ’t Pötsje een weiland gepacht; het weiland grensde aan ’t Pötsje. Aan de overkant van ’t Pötsje stroomde de Kanjelbeek, van noord naar zuid. Ten westen van die beek begonnen de Honsbemden en aan de oostkant van de beek lag de wei van de familie Rompelberg. Hij kan zich herinneren dat hij als klein ventje water uit de grond zag komen; als een “half bolletje”. Niet bij zijn vader in de wei maar aan de overkant van ’t Pötsje, “aan de kant van Amby, in de Honsbemden[1]. Niet in de wei van Rompelberg". Deze bron lag op een paar meter afstand van de weg. In de Honsbemden, in de "Benete" zeggen ze in Amby, waren veel plassen water en vennetjes waar je kikkers en salamanders kon vangen.

1953. Zigeunerwagens (1), betonnen bak met pomp (2), bron (3), Kanjelbeek (4).

Tussen de wei van zijn ouders en de weg stonden het hele jaar door een aantal zigeunerwagens langs de weg. Die wagens stonden ongeveer ter hoogte van de bron die aan de andere kant van de weg lag. Zigeunervrouwen haalden water bij de bron. “Ik heb vaak genoeg gezien dat ze met emmers water de weg overstaken, terug naar de woonwagen. Misschien om er de was mee te doen, of iets anders, wie weet". Was zo gek nog niet, "Ut waor hartstikke klaor water”. In de wei van zijn ouders was geen bron maar wel een betonnen bak. Niet midden in de wei maar een meter of 15 van de weg af. Die pomp en bak stonden er al voordat zijn vader geboren was. Naast de bak stond een pomp die je met de hand moest bedienen. De uitmonding van de pomp hing boven de betonnen bak. Als “klein menneke” moest Hub in de zomermaanden elke dag pompen om de betonnen bak met water te vullen, want er stonden een stuk of tien koeien van zijn vader in de wei en die moesten natuurlijk voldoende te drinken hebben. Op de vraag of op die plek vroeger een bron is geweest kan Hub geen antwoord geven. “Ik heb er mijn vader nooit over gehoord, dus als het zo zou zijn dan moet het van vóór zijn tijd zijn geweest, vóór 1910; misschien in de tijd van mijn opa die in 1876 is geboren”.

Oude kaarten en zo

1632. Belegering van Maastricht, gezien vanaf de Ambyerhei (aan de rechterzijde van de afbeelding ligt het noorden). Links bovenaan bij "Moeras" kasteel Geusselt, links in het midden Walburchse Kerck tot Ammi.

Moeras van Amby
Bij de belegering van Maastricht in 1632 (dat is tijdens de Tachtigjarige Oorlog) werd er in Amby een zware strijd gevoerd door o.a. de troepen van Pappenheim. De aanval van deze troepen op de vestingstad Maastricht ter hoogte van de "Walburchse Kerck tot Ammi" werd in 1633 in een gravure/ op kaart vastgelegd. Niet alleen oprukkende troepen vanaf de Ambyerhei zijn op deze kaart ingetekend maar ook twee terreinen in Amby die nader zijn aangeduid met "Moeras". De moerassen betreffen grofweg het gebied rondom kasteel Geusselt, Severen en de Honsbemden (de Benete). Dat Amby in een natte omgeving lag was in 1632 al bekend.

Kaart 1883. Nr. 21 (blauw): Gieskensputweg ('t Pötsje). Nr. 53 (blauw): Kanjelbeek kruist de Gieskensputweg bij nr. 65. Nr. 66: Gieskens Put. Nr 46.: voetpad Watergang.
Wegenlegger 1937. Twee duikers waarvan één in de Kanjelbeek.

Kruising Kanjelbeek en Gieskensputweg
Precies op de plek waar in de wei van Slangen een betonnen bak en pomp heeft gestaan geven oude kaarten en wegenleggers belangrijke informatie prijs. Op de kaart van 1883[2] die behoort bij de wegenlegger van de gemeente Amby van 22 maart 1883[3] blijkt dat de Kanjelbeek niet aan de zuidzijde van de Gieskensputweg begon maar aan de noordzijde, aan de overkant van de weg. De kruising van de beek met de weg is niet gestippeld. Evenmin is ter plaatse een × aangegeven; op de kaart wordt met × aangegeven als ter plekke een weg over een watergang gaat (overbrugging). Het water zal waarschijnlijk over de weg hebben gestroomd (dat noemt men een voorde). Vijftig jaar later, in 1937, staat in de wegenlegger van de Gemeente Amby vermeld dat bij de Gieskensputweg (nr. 1) in de Kanjelbeek een duikertje aanwezig is, bestaande uit ijzeren buizen met een diameter van 15 cm en 4,70 meter lang. Voordat die wegenlegger officieel werd samengesteld zijn er door ambtenaren aantekeningen gemaakt. Uit die aantekeningen blijkt dat deze duiker op 81,50 m afstand van de gemeentegrens lag. Dat komt exact overeen met de ligging van nr. 65 op de kaart van 1883. Nr. 65 is de kruising van de Kanjelbeek en de Gieskensputweg. Oftewel: in 1937 liep de Kanjelbeek op die plaats met een duiker onder de weg door.

1937. Aantekeningen van ambtenaar voordat de wegenlegger werd samengesteld.
1937. Oude kaart voordat de nieuwe kaart van de wegenlegger 1937 werd samengesteld. Nr. 21 = Gieskensputweg. Voetpad 46 is doorgehaald. II (rode stippellijn) = Kanjelbeek.
Wegenlegger 1883, voetpad naar de Gieskensput.
10-8-1852. Brief "Opneming en waterpassing van de beek de Canjel". Oorsprong der beek.
24-10-1890. Brief van Provincie aan Gemeente Amby, blz. 3. Gieskensput is bron van de Kanjelbeek.
1891. Eerste editie Waterstaatskaart; toelichting Canjelbeek.
1891. Eerste editie Waterstaatskaart; bronnen bij 't Pötsje (A) en Heukelstraat (B).

Watergang naar de put
Uit de aantekeningen van 1937 blijkt nog meer. Er staat bij het onverharde voetpad, nr. 46, "niet opnemen". Daarmee wordt bedoeld dat dat pad niet meer in de wegenlegger van de gemeente Amby moet worden vermeld. En inderdaad, in de wegenlegger van 1937 komt dat pad niet meer voor. In de wegenlegger daarvóór, die van 1883, kwam dat pad nog wél voor en stond ook aangegeven op de bijbehorende kaart van 1883. Het voetpad was 1,14 meter breed en leidde vanuit Rothem niet alleen naar de Gieskensputweg, maar ook naar de Gieskensput. Bovendien eindigde het pad bij nr. 66 op de kaart. Nr. 66 is precies de locatie waar de familie Slangen een betonnen bak met pomp had staan. Het heeft er dus alle schijn van dat het voetpad in 1883 naar dié plek voerde omdat daar gemakkelijk water te verkrijgen was; de naam van het voetpad, “Watergang”, valt dan ook te verklaren. Het voetpad is in 1937 van de wegenlegger afgevoerd omdat het niet meer werd gebruikt. In advertenties van de 19e en 20e eeuw waarbij gras en nagras of bomen ter koop werden aangeboden werd vaak de Gieskensput genoemd als plaats van handeling.

Bron van de Kanjelbeek
Op 20-2-1852 gaven Gedeputeerde Staten van het Hertogdom Limburg opdracht om onderzoek te doen naar de wateraanvoer van de Kanjel tot aan de watermolen in Borgharen. Op 10 augustus 1852 werd daarover door de Hoofdingenieur van den Waterstaat aan Gedeputeerde Staten gerapporteerd in de brief "Opneming en waterpassing van de beek de Canjel". In deze brief staat het onderzochte tracé van de beek in twee delen beschreven. Het eerste deel betreft de beek tot aan het punt waar de afvoersloten van landgoed Severen (en Gravenhof) op de beek aansloten en het tweede deel betreft de beek vanaf dat aansluitpunt tot aan de watermolen in Borgharen. Op bladzijde 4 van de brief staat een interessante passage. Er is aangegeven waar “de oorsprong der beek” ligt. Die ligt volgens de brief op een afstand van 927 el, gemeten vanaf het hiervoor genoemde aansluitpunt. Indien deze afstand vanaf dat aansluitpunt wordt uitgezet op de kadastrale kaart van 1830 of de kaart van 1883 dan ligt “de oorsprong der beek” (de bron) precies op de locatie waar Jacques Dassen en Hub Slangen in hun herinneringen over vertellen. Herinneringen met een "bewijs op papier".

Ongeveer veertig jaar later, naar aanleiding van een klacht van Louis Regout, eigenaar van het landgoed de Kruismolen (huidige Villa Kruisdonk), over de waterafvoer uit zijn vijvers schrijven Gedeputeerde Staten aan de Gemeente Amby op 24 oktober 1890 een brief waarin niet alleen de duiker in de Kanjelbeek onder de Gieskensputweg wordt vermeld, maar ook de bron van de Kanjelbeek: "Deze beek ontstaat op weinige meters afstand boven den weg uit eene bron, genaamd Gieskesput".

Nog een bron van de Kanjelbeek
De Kanjelbeek had niet alleen een bronnengebied bij 't Pötsje. Uit brieven van 1855 en 1882 blijkt dat ook in het landgoed Severen een bron aanwezig was die de Kanjelbeek voedde. In het artikel "Bron in het landgoed Severen" is daar uitgebreider op ingegaan.

Kanjelbeek bestaat uit twee waterlopen
In 1865 verscheen “op last van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandse Zaken Thorbecke” de eerste editie van de Waterstaatskaart van Nederland. Het kaartgedeelte van Maastricht en omgeving dateert uit 1891. Rivieren, beken enz. zijn ingetekend en eveneens kort toegelicht. In de toelichting van de Kanjel staat onder andere: “De Canjelbeek ontstaat uit de samenvloeiing van twee waterloopen, waarvan de een even ten noorden, de ander even ten zuiden van het dorp Ambij ontspringt”. Uit de kaart blijkt duidelijk wat daarmee bedoeld wordt: bij de Heukelstraat ontspringt de waterloop “Fontein en Tapgraaf”, daar is dus een bron, en deze waterloop sluit via landgoed Geusselt aan op de Kanjel. Op deze kaart van 1891 is door auteur de bron bij de Heukelstraat aangeduid met B. Voor wat betreft het ontspringen van de Canjelbeek “even ten noorden” van Amby valt het op dat op deze kaart een waterloop is ingetekend die vanaf Villa Kruisdonk[4], onder de doorgaande weg door, naar 't Pötsje stroomt. Op oudere kaarten, de kadastrale kaart van 1830 en de kaart van 1883, is die verbinding met Villa Kruisdonk er niet en ligt de bron van de Canjelbeek bij 't Pötsje. Op de kaart van 1891 is met “het ontspringen van de Canjelbeek even te noorden van Amby” het brongebied bij 't Pötsje bedoeld; op de kaart door auteur aangeduid met A. De waterloop onder de doorgaande weg (Mariënwaard/ Kruisdonk) verbindt de vijvers van landgoed Kruisdonk met de bron van de Canjelbeek.

Deskundigen

Algemeen

Amby is van ouds een, logisch verklaarbaar, langgerekt dorp dat op de rand ligt waar een terras overgaat in een ander, lager gelegen, terras om daarmee gevrijwaard te zijn voor overstromingen van de Maas. Uitgebreidere informatie over het terrassenlandschap, opbouw van de bodem, grondwaterstromen, verdroging van bronnen etc. is opgenomen in het artikel "Bron in het landgoed Severen", hoofdstuk "Deskundigen". De meer specifiek op 't Pötsje betrekking hebbende informatie van deskundigen is hierna opgenomen.

Artesische bron

Artesische bron. Geel: bovenlaag in de bodem. Groen: slecht doorlatende laag. Blauw: grondwater dat onder druk staat en uittreedt (W. Hendrix).

Grondwater kan op verschillende manieren aan de oppervlakte komen; er zijn meerde soorten bronnen. Een van die soorten is een artesische bron.
Als het grondwater aan de bovenkant een onderbreking van de slecht doorlatende bodemlaag heeft en er op het grondwater een hydrostatische druk aanwezig is dan komt het grondwater aan de oppervlakte. Vanwege die druk komt het water “met kracht” uit de bodem; het komt als een “bol” uit de grond. De bronnen aan de voormalige Gieskensputweg (’t Pötsje) waar Jacques Dassen en Hub Slangen naar verwijzen zijn naar alle waarschijnlijkheid artesische bronnen geweest aangezien beide heren in hun herinneringen de bronnen beschrijven als “water dat als een bolletje uit de grond kwam”. Dat bolletje kan dus duiden op een behoorlijke druk die ondergrondse aanwezig is geweest.

Kalkformaties

Geologische kaart (1984). Eckelradebreuk (diagonaal). Maastrichts kalksteen (geel) en Houthems kalksteen (oranje) raken elkaar. Pijlen: bronnen Heukelstraat, Severenpark en 't Pötsje.

Onder Amby ligt kalksteen (“mergel”) dat in twee verschillende perioden is afgezet: kalksteenformatie van Houthem (ca 65 miljoen jaar geleden) en kalksteenformatie van Maastricht (ca 65-71 miljoen jaar geleden). Op het grensvlak waar twee verschillende soorten kalksteen, Maastrichts kalksteen en Houthems kalksteen, tegen elkaar liggen is het mogelijk dat daar bronnen ontstaan aangezien deze kalksteenpakketten een verschillende waterdoorlatendheid hebben. Waar die grensvlakken liggen is bekend en zijn op kaartmateriaal van de Rijks Geologische Dienst aangegeven. Hierbij valt meteen op dat de bronnen die in de persoonlijke gesprekken zijn beschreven (niet alleen de bronnen bij 't Pötsje maar ook die in het Severenpark en bij de Heukelstraat) óp of zeer kort bij die grensvlakken liggen. Op de genoemde kaart heeft auteur de bronnen met een pijl aangegeven. De lijnen op de kaart geven een zone aan, niet een exacte positie tot op een meter nauwkeurig.
Over de genoemde bronnen in het Severenpark en de Heukelstraat zijn afzonderlijke artikelen geschreven.

Getal 7

Hoeveel bronnen er exact in Amby zijn geweest is wellicht niet meer te achterhalen, maar er zullen er vele zijn geweest gezien de bijzondere vormen van het terrassenlandschap en de processen die bij het ontstaan van dat landschap in het verre verleden een rol hebben gespeeld (geomorfologische structuur). Uit geraadpleegde studies en gevoerde gesprekken met deskundigen blijkt dat het niet zeker is of er exact zeven bronnen in het park Severen en directe omgeving zijn geweest. Het tegendeel blijkt echter ook niet. 7 is vanouds een veel gebruikt getal; het is niet alleen een “heilig” getal maar duidt ook vaak op “veel”. Bij broncomplexen wordt wel vaker de aanduiding 7 gebruikt. Zo kennen we de Zevensprong bij Craubeek/ Voerendaal (drinkwaterpompstation) en de Sieben Quellen (Sept Fontaine) bij Seffent, net over de grens ter hoogte van Aken. Hoe het landgoed Severen aan zijn naam komt is niet geheel duidelijk. Zo zou Severen een verbastering kunnen zijn van “zeven bronnen” waarmee verwezen wordt naar de drassigheid van het gebied en het opwellende water in de omgeving. In de literatuur[5] wordt meer waarschijnlijk geacht dat de naam niet is afgeleid van “zeven bronnen” maar van de familie Van het Zievel. Een naam die ook wel eens gespeld werd als Tsevere en dan is het nog maar een kleine stap om er Severen van te maken.

Onder de streep

  • Bij de Gieskensputweg ('t Pötsje) is omstreeks 1850 aan de noordzijde van de weg (ter hoogte van de bocht) een bron geweest en had de naam Gieskensput. Het betreft de locatie waar in 1950 (en vele jaren eerder) een betonnen bak in het weiland van de familie Slangen stond. In 1910, wellicht eerder, was die bron op die locatie niet meer aanwezig.
  • Omstreeks 1950, was vlak naast de Gieskensputweg (noordzijde, ter hoogte van de bocht) een bron (volgens herinnering).
  • Eveneens omstreeks 1950 was er aan de overkant van de Gieskensputweg (zuidzijde, Honsbemden, ter hoogte van de bocht) een bron (volgens herinnering en stellige zekerheid).
  • Dat er in de omgeving van verpleegkliniek De Zeven Bronnen in vroeger jaren bronnen zijn geweest staat als een paal boven water. Of het er zeven waren, of meer of minder, valt wellicht niet meer te achterhalen.

Zie ook

Bron in het landgoed Severen
Bronnen bij de Heukelstraat